Hey Indo! Wat ben je nou eigenlijk? En waarom?!
Een jaar geleden begon ik deze blog om daarmee een plek te creëren voor de verhalen, gedachten en belevenissen die ik meemaak tijdens het schrijven van een boek over het leven van mijn Indische oma. De keuze om hierover op internet te schrijven was toen een enigszins naïeve actie; ik dacht dat ik wel wist wat ik ongeveer in dat boek wilde gaan schrijven en vooral dat ik wist wie ik zelf was. 365 dagen later denk ik daar heel anders over. De eerste versie van het boek ligt in de prullenbak. Hoe meer ik me verdiep in de Indische geschiedenis, hoe meer vervolgvragen er ontstaan. Toen ik vorige week na het bezoeken van de Indië monologen in de Kleine Komedie door de lege straten van Amsterdam liep, vroeg ik me zelfs af: Wat ben ik nou eigenlijk?
Indisch zijn. Tot vorig jaar stond het gelijk aan familie, lekker eten, heimwee naar een verloren land én een speciale band met Indonesië. Nu, in oktober 2018, staat het nog steeds gelijk aan die dingen, maar ook aan zoveel meer. Mijn Indisch zijn raakt steeds meer verbonden met conflict en de laatste tijd voelt het of koloniale oorlogen, de racistische ellende van kolonisatie, de ontberingen van de Japanse bezetting en de Bersiap – maar ook het constante wegkijken van Nederland ten opzichte van de manier waarop we met het koloniaal verleden omgaan- zich steeds meer met mijn diepste ‘zijn’ zijn gaan vermengen. Dat klinkt dramatisch, maar zo ervaar ik het niet per se. Het betekent voor mij vooral een diepere verbintenis met wie ik ben - een besef vanuit welke wereldgeschiedenis ik ben ontstaan - en vooral van wie ik wil zijn.
Ik schreef het ooit al eerder: mijn Indische oma trouwde met een Joodse oorlogsvrijwilliger, die na vijf jaar dragen van een Jodenster op zijn achttiende besloot om de rust en vrede in Indië te gaan herstellen. Dit zijn de ouders van mijn moeder. De ouders van mijn vader ontmoetten elkaar tijdens de oorlogsjaren in Berlijn. Mijn oma woonde daar, stateloze dochter van Pools-Russische seizoenarbeiders. Mijn opa, een Amsterdammer, was daar door de Duitsers tewerkgesteld. Mijn beide grootouders ontmoetten elkaar dus door oorlog en mijn beide oma’s kwamen vlak na 1945 voorgoed naar Nederland. Ze begonnen aan een nieuw leven, in een nieuw land.
Mijn bestaan komt dus voort uit kolonisatie, oorlog en migratie. Er zit slechts één generatie tussen nu en de tijd waarin mijn opa een vuile Jood was, mijn ene oma een pinda-poep-chinees en mijn andere oma een smerige mof. Tevens zit er maar één generatie tussen mij en de tijd waarin het nog normaal werd bevonden om andere volkeren te koloniseren en dit te rechtvaardigen door hen te bestempelen als onkundige inlanders.
Misschien is het dus niet heel vreemd – zeventig jaar is immers niet heel lang - dat er nog geen generatie is geweest die is opgevoed met een gelijkwaardig en rechtvaardig beeld over dit verleden en dat kinderen vandaag de dag nog altijd opgroeien met termen als ‘gelukzoekers’ en ‘profiteurs’. Echter; als we dit nu niet veranderen, wanneer dan wel? Als kleindochter van een pinda-poep-chinees die is ontstaan uit ‘inlanders’ en ‘goedwillende kolonialen’ wil ik dit soort termen en generaliserende beeldvorming over ‘de ander’ graag tegen gaan. Nú, voor het te laat is en we onze eigenlijk geschiedenis - verblind door afstand in tijd – zijn vergeten.
Wat Indisch zijn precies betekent, is een vraag die ik nog altijd niet in één zin kan beantwoorden. Ik filosofeer er graag over, maar probeer ook vrede te hebben met die chaos van tegenstrijdigheden. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Zolang we in Nederland bij herdenkingen en in de geschiedenislessen slechts stilstaan bij Nederlands slachtofferschap, maar daarbij voorbijgaan aan de ellende die we in Indonesië hebben aangericht én aan de manier waarop er met Indische en Molukse mensen is omgegaan, vindt een deel van mij geen rust en erkenning. Wil dit ooit wel het geval zijn, dan kan dat alleen maar door collectieve zelfreflectie en het erkennen van Nederlands eigen rol in de (wereld)geschiedenis.
Deze blog heet Gewoon een Indisch meisje. Je zou het argeloos kunnen uitspreken - ‘Gewoon, een Indisch meisje. Dat ben ik…’ - je schouders erbij ophalen en weer verder gaan met de vraag wat je vanavond moet eten. Maar ik zeg het liever zelfverzekerd: ‘Ik ben gewoon, een Indisch meisje.’ Weet je nog steeds niet wat dat betekent? Ga dan zitten en luister. Het is tijd dat de derde generatie Indo’s het opneemt voor de ‘pinda-poep-chinezen’ van zeventig jaar geleden én voor de ‘inlanders’ die moesten leven onder driehonderdvijftig jaar koloniale onderdrukking.