Lara Nuberg

View Original

Van sawah via Slotervaart naar 'sudah'?

Uitzicht vanaf de sluis op de Slotervaart - foto van Wikipedia.

Bij mij in de buurt stroomt de Slotervaart, een smalle vaart die ooit een waterweg was tussen de Sloterkade in Amsterdam-Zuid en het dorp Sloten. Ik stel me voor hoe dit water hier ooit lag tussen uitgestrekte grasvelden, grazende koeien en oude boerderijen. In de winter bevroren in een wit landschap, ’s zomers een verkoelend toevluchtsoord voor mensen uit de binnenstad. Wie had toen gedacht dat de Slotervaart ooit zou verdwijnen tussen hoogbouw, denderende trams en ronkend vrachtverkeer? Dat het water slechts nog gebruikt zou worden door eenden, ganzen en een enkele zwaan, terwijl de bewoners van al die hoogbouw het water nauwelijks nog een blik waardig zouden gunnen?

Ik ben zo’n buurtbewoner; dagelijks fiets ik langs het water van de Slotervaart, maar nooit heb ik er naar gekeken. Tot zojuist. Ik besloot even een pauze te nemen van al dat geschrijf en gedenk over Nederland, Indië, Indonesië, kolonialisme, geschiedenis en koloniale erfenis en maakte een wandelingetje door mijn eigen buurt. Prompt kwam ik erachter dat op de sluis over het water van de Slotervaart wel tien bankjes staan; tien bankjes waarop je een boek kan lezen terwijl de magazijnen van het World Fashion Center een paar meter verderop worden gevuld door luidruchtige mannen met piepende laadkleppen en rinkelende rekken vol kleding uit Bangladesh.

Ik zit hier nu, op een van die tien banken. Ik staar over het water en probeer de geluiden van de vrachtwagens, trams en fietsers te negeren. De herfst waait voorzichtig door mijn haar, alsof hij nog niet helemaal wil verklappen dat hij eigenlijk al meer dan in aantocht is. Op een bankje verderop zit een man. Hij opent een biertje alsof hij er al teveel gehad heeft vandaag. Argus pils, staat er op het blikje. Ik ruik hem hier helemaal.

‘Concentreer je,’ zeg ik tegen mezelf, maar waarop weet ik niet. Op de weerspiegeling in het water? Op de stilte van mijn eigen gedachten? Op al die ideeën die ergens nog opgesloten zitten? Plotseling schiet me de vraag te binnen. Zou ze eigenlijk wel trots zijn op alles wat ik doe en schrijf? Mijn oma, door wiens liefde en warmte mijn interesse in de Indische geschiedenis ooit begon? Misschien snapt ze er niets van, denk ik opeens. Van mijn kritische houding ten opzichte van kolonialisme en mijn liefde voor Indonesië, dat land waar ze niet kon blijven. Misschien zou ze het verschrikkelijk vinden dat ik Behasa Indonesia leer en zoveel aandacht vraag voor het Indische én Indonesische verhaal. ‘Sudah,’ zou ze misschien gezegd hebben. ‘Het is toch allemaal geweest, lieve schat. In het verleden, laat het toch.’

In gedachte praat ik tegen haar en ik probeer het uit te leggen. Hoe ik het tijd vind geworden dat het Indische verhaal verteld moet worden; dat ik het aan haar verplicht ben deze geschiedenis niet te vergeten; maar ook dat ik het belangrijk vind om te erkennen dat onze wortels liggen in dat land, bij die mensen. Dat wij verbonden zijn met Java, Sumatra en Ambon. Met ons eten, in ons uiterlijk, zelfs in onze taal. Oma, denk je echt ‘sudah, laat maar’?

Naast mij begint de man keihard te lachen. Tegen zichzelf, om zichzelf misschien. Ik besluit om op te staan en verder te wandelen. Langs de Slotervaart, langs de jaren ‘70 flats en het drukke verkeer. Ik zie mezelf lopen, Indisch meisje, tussen al die andere voorbijgangers op straat. Ook zij hebben een eigen verhaal, een geschiedenis die hen bracht naar dit geasfalteerde stukje Amsterdam; naar een stukje Nederland dat ooit slechts bestond uit modderige grasvelden en grazende koeien. Al die mensen. Zullen zij ook af en toe in gedachte tegen hun oma praten?

See this gallery in the original post