Lara Nuberg

View Original

To Pinda or not to Pinda? – That’s the question

Een pinda is een nootje…

‘Vuile pinda-poep-mevrouw!’ Dat is wat de kinderen in de jaren zestig riepen naar mijn oma in de straten van Amsterdam Bos en Lommer. Mijn moeder was nog een kleuter, hield stevig de hand vast van de vrouw wiens huidskleur ook zij had geërfd en perste haar lippen in een gevecht tegen de tranen stevig op elkaar. Ze huilde niet op straat, dat bewaarde ze voor thuis, achter een gesloten buitendeur. ‘Ze mogen je niet zo noemen!’ snikte ze telkens zodra ze binnen kwamen. Mijn oma lachte steevast en drukte haar dochter dicht tegen zich aan. ‘Trek je er niks van aan,’ zei ze. ‘Dit zijn gewoon hele domme kinderen. Wij staan daar boven.’

Toen ik klein was vertelde mijn moeder dit verhaal regelmatig. Net als dat ze bij de slager als kind vaak een plakje worst kreeg aangeboden met de vraag of ze soms teveel dropjes had gegeten of haar ogen niet had gewassen - ze waren immers zo zwart. ‘Ik antwoordde nooit,’ vertelde mijn moeder altijd. ‘Ik was zo verlegen. Ik keek die slager waarschijnlijk nogal verbaasd aan en kroop achter mijn moeders benen. De mensen toen waren niks gewend.’ Ook wij lachten er vervolgens om, om datgene wat inmiddels een anekdote was geworden. Wat een sukkels, die Nederlanders.

Vijftig jaar nadat de woorden vuil, pinda en poep als een vanzelfsprekend trio door de straten van Nederland galmden en twintig jaar nadat ze klonken aan de rand van mijn bed als verhaaltje voor het slapen gaan of in de auto als verhaaltje voor onderweg, is daar nu het eenmalige magazine PINDA. De titel kwam nota bene tot stand in een Indische herenclub, waar ook mijn oom in zat – de zoon van die vuile pinda poep mevrouw.

Toen ik gevraagd werd om een aantal artikelen voor het blad te schrijven, hoefde ik daar niet eens over na te denken. Natúúrlijk, grappig zo’n woordspeling op LINDA, was mijn eerste gedachte. Zonder dat ik erbij stil stond was het racisme en het overlevingsmechanisme uit de jaren vijftig en zestig verworden tot een echte grap. Een woord met een knipoog, een woord waar we luchtig over lachen. Een woord dat we zelfs af en toe zelf gebruiken – naar elkaar, naar schattige Indische kindjes. ‘Ben ik ook een pinda?’ vroeg mijn broertje ooit omdat hij minder donker is dan ik. ‘Natuurlijk,’ zei mijn moeder. ‘Als Lara dat is, dan ben jij dat ook.’ Hij was opgelucht, opgelucht omdat hij erbij hoorde – bij de familie.

Pas toen het blad aangekondigd werd op Facebook, werd ik dankzij verschillende reacties weer geconfronteerd met de negatieve gevoelens en herinneringen die het woord ‘pinda’ bij velen nog altijd oproept. Plotseling was daar ook dat trio weer - vuil, pinda, poep – het beeld van mijn verlegen moeder als kleuter achter de benen van mijn oma, de tranen waarvan je als kind niet weet dat ze voortkomen uit macht versus onmacht, van meerderheid versus minderheid; uit het feit dat terug schelden met ‘bleekscheet’ of ‘kaaskop’ uiteindelijk nooit hetzelfde effect heeft.

Hoeveel witte kinderen zullen hun tranen hebben moeten inhouden omdat hun moeder of zijzelf voor bleekscheet werden uitgemaakt door een groepje Indische kinderen op straat?

Nu het magazine verschijnt en het woord PINDA in hoofdletters boven een groep bruine mensen op de cover prijkt, als een stempel, als een label, als een scheldwoord, als een geuzennaam, als een koosnaam, voel ik me er toch wat anders bij dan een paar maanden geleden. Pinda is voor mensen met een achtergrond in voormalig Nederlands-Indië een woord met een lading; een woord waarvan we de geschiedenis niet mogen weglachen, alleen al omdat de echo ervan nog altijd doorklinkt in het onbegrip, de onwetendheid en de stilte in onze geschiedenisboeken.

Ongeacht hoe je het woord als Indische Nederlander zelf gebruikt achter die befaamde gesloten buitendeur, vraag ik me nu af of het een handige titel is voor een blad. Prikkelend is het in ieder geval wel – NRC heeft er al aandacht aan besteed, BNN-VARA belde me - en nu er geen weg meer terug is kan iedereen die eraan heeft meegewerkt er maar beter het beste van maken: Als een kickstarter om te praten over de geschiedenis van die bruine mensen die ‘tenminste tegen een grapje kunnen.’

Er wordt weleens gezegd dat zelfspot het schild is waarmee je jezelf kan beschermen tegen racisme. Hoewel ik het daar niet mee eens ben – de enige bescherming tegen racisme is volgens mij het uitbannen ervan – ga ik met Pinda die zelfspot toch nog één keer gebruiken. Als wapen. Als doodsteek van de onwetendheid die nog altijd de kop op steekt als het gaat om de geschiedenis van Nederland in Indonesië.

Noem het naïef, maar ik hoop toch dat het lukt.

See this gallery in the original post