Wat Geert Wilders en een bak lauwe kip-saté met elkaar gemeen hebben
Dit weekend was ik op een verjaardagsfeestje in het hart van de PVV, in een dorp tussen Roermond en Venlo in de gemeente Roermalen. Maar liefst 23% van de inwoners stemden de afgelopen verkiezingen op de partij van Geert Wilders, waarmee de PVV de grootste werd van de gemeente. Ik weet natuurlijk niet hoe dat precies zat onder de bezoekers van het feestje - ik kende alleen de lieve ooms en nichten van mijn vriend - maar het hele dorp gaf me toch een onbestemd gevoel. Er stond een kermis met vier attracties in de stromende regen. Een Sinterklaas liep nietsvermoedend langs met drie vrolijke zwarte Pieten. Op lange tafels stonden gevulde eieren, huzarensalades en kip-saté.
Ik moest lachen. Op een plek waar ik zo weinig herkenningspunten vond, die zo anders is dan ik als Indisch meisje uit de randstad gewend ben, stond daar een pruttelende warmhoudschaal vol in pindasaus ondergedompelde saté. Een typisch Indonesisch gerecht, als een soort dappere Javaanse prins tussen de vette mayonaise, de cocktail- en de whiskysaus. Aan het begin van het buffet, met mijn bordje in m’n hand, had ik er oprecht een binnenpretje om. Die obsessie van Nederland met de kip-saté, in ieder bruin café te krijgen. Maar toen ik eenmaal vanaf het koude buffet bij de warmhoudschalen kwam, was ik toch een beetje verdrieting.
Die stukjes kip, geregen aan een stokje en vervolgens gedumpt in een bak met een saus die ergens ver weg de smaak heeft van pinda, heeft eigenlijk nauwelijks nog iets te maken met Indisch eten. Het is een onbegrepen gerecht, een vreemde eend, die constant gedoemd is om gegeten te worden met patat, wit stokbrood en lauwe sla. Een gerecht dat zo vaak de kaart heeft mogen delen met meneer Tomatensoep en mevrouw Hamburger, dat niemand nog weet waar hij vandaan komt.
Gek genoeg lijkt dat ook het geval met de Indo zelf. Indische mensen zijn vaak zó Nederlands georiënteerd opgevoed, dat niet alleen de samenleving, maar ook zij zelf soms lijken te vergeten waar ze vandaan komen. Geert Wilders is daar het toonbeeld van, als zogenaamde hoeder van de Nederlandse waarden en cultuur. Maar weet meneer Wilders wel hoe zijn Indische bloed ooit in zijn familie is terecht gekomen? Hoe de Indische gemeenschap is ontstaan? Ik schreef het ooit al eerder, maar de Indo ontstond toen de Hollandse koloniale avonturier zijn voet op Javaanse bodem zette en vervolgens zijn zaakje niet in zijn broek kon houden.
Als research voor mijn boek las ik onlangs ‘De njai’ van Reggie Baay. Over hoe inlandse vrouwen door de Europeaan werden aangenomen als “huishoudster”. Hoe zij aan de lopende band zijn lichtbruine kindjes baarden, maar nergens recht op hadden. Hoe zij op straat kwamen te staan als hun witte soldaat een beter exemplaar vond, hoe zij geen recht hadden op een weduwepensioen als de Europeaan overleed. Hoe duizenden gemengde kinderen in weeshuizen eindigden, omdat niemand de verantwoordelijkheid kon dragen om voor hen te zorgen.
Ik weet dat in de Indische gemeenschap weinig aandacht is besteed aan deze inlandse stammoeders. Men benadrukte liever het Europese, want daarmee verwierf je in een koloniale samenleving een betere positie en viel men eenmaal in Nederland minder op. Ik ben er echter van overtuigd dat we anno 2017 juist wél naar deze vergeten moeders moeten kijken; dat de Indische gemeenschap moet inzien dat we ontstaan zijn uit oneerlijke koloniale machtsverhoudingen, waar nooit publieke erkenning voor is geweest, niet eens bekendheid. En dat Geert Wilders geen toonbeeld is van perfecte Indische integratie, maar dat hij met zijn gepronk over de Nederlandse geschiedenis indirect de uitbuiting van zijn eigen over-over grootmoeder goedkeurt.
Ik doe daar niet aan mee. Ik wil dat de geschiedenis van de stammoeders van de Indische gemeenschap bekend wordt, dat die geschiedenis niet verwordt tot een bak lauwe kip-saté in de hoek van een Limburgse kroeg. Ik draag deze blog daarom op aan mijn eigen Sumatraanse oermoeder, die rond 1900 werd weggestuurd en haar vier kinderen bij hun Hollandse verwekker achter moest laten om ze vervolgens nooit meer te zien. Volgens een vergeeld papier dat ik onlangs vond heette ze Si Doeamil.