Waarom ik nogal misselijk word van Kester Freriks' opiniestuk in het NRC
Een paar dagen geleden schreef Kester Freriks een opiniestuk in NRC, naar aanleiding van een pamflet dat hij gisteren presenteerde. De titel van het pamflet: “Tempo Doeloe, een omhelzing”. Dat van zijn stuk in NRC: “Tempo Doeloe, ook een mooie tijd”. Het doel van zijn schrijven: aantonen dat de tijd in de kolonie ook zéker een hele mooie was en dat we die ervaring niet mogen laten ondersneeuwen door al dat negatieve gepraat van tegenwoordig over oorlogsmisdaden en roofzucht. Want, zo schrijft Freriks: “Als we het boek Indië nu sluiten en op het omslag in zwarte letters woorden als ‘uitbuiting’, ‘geweld’ en ‘roofzucht’ schrijven, dan ontnemen we mensen hun tijd aldaar. We beroven hen van de idealen en verwachtingen waarmee ze destijds naar de tropen gingen of er leefden.” Met andere woorden: laten we vooral hun positieve instelling en paradijselijke ervaringen niet vergeten.
‘Goh,’ dacht ik toen ik dat stuk in NRC las. ‘Verfrissend! Zoiets heb ik nog niet eerder gehoord! Mooi Indië, tempo doeloe, het paradijs, de pracht van de kolonie. Zo hebben we het nog nooit eerder bekeken!’ Het is erg goed dat er nu eindelijk iemand op staat die de mooie kant van kolonialisme belicht! Kester Freriks, veel dank daarvoor! U heeft toch wel in uw boek geschreven hoe lief die bruine baboes voor u zorgden als kind? Hoe de djongos altijd uw drankje kwam brengen op het platje en hoe de tukang kebun de rozenstruiken van uw moeder verzorgde? Ik hoop van harte dat u de zorgzaamheid van de inlandse bevolking, zoals die mensen volgens u destijds heetten, wel benoemd. Dat is wel het minste wat ze verdienen, die vriendelijke bruine werkers zonder enige rechten.
Goed, even alle gekheid op een stokje. Het is nogal choquerend dat iemand anno 2018 opnieuw met een verhaal komt dat het heimwee naar het mooie Indië moet verdedigen. We weten allemaal allang dat de kolonie een prachtig paradijs was voor een bevoorrechte groep mensen. Voor de Hollanders vooral, maar ook voor een selecte groep Indo’s. Zoals voor mijn Indische overgrootvader, die een hoge functie had bij de PTT en zijn vrouw en dochters op verlof mee kon nemen naar de Zwitserse Alpen.
We snappen natuurlijk ook dat veel Europese mensen daar leefden met goede intenties, met avontuurzin en een goed hart. En dat velen van hen “hun land” kwijtraakten, toen Indonesië onafhankelijk werd. Tevens zijn we op de hoogte van het feit dat de kolonie niet alleen maar bestond uit moord en roofzucht. Vanaf eind 19e eeuw mocht de plaatselijke bevolking immers ook naar school en lieten we hen ook wegen bouwen. Prettige bijwerkingen van een koloniaal systeem.
Ik ga het nu gewoon zeggen: ik zit niet te wachten op een rechtvaardiging van kolonialisme door een witte man uit een totokfamilie. Het is tijd voor de andere kant van de geschiedenis. Dat is niet, zoals Freriks in zijn opiniestuk schrijft, de geschiedenis ‘beschuldigen’. Of ‘De Nederlander’ aanklagen – alstublieft, voelt u zich niet persoonlijk aangevallen. Het gaat juist om het vertellen van het complete verhaal. Van al die verhalen die niet eerder gehoord zijn. Van Indonesiërs, maar ook van Indische Nederlanders en Molukkers. Want ook die laatste twee groepen zijn nog lang niet voldoende gerepresenteerd als het gaat om het leven in en na de kolonie.
Mijn oma vertelde ook graag verhalen over de djongos, de baboe en hoe ze zwom in de rivier. Ik genoot er van en luisterde vol bewondering. Toen ik voor het eerst door Indonesië reisde, kwamen haar verhalen tot leven. Ik rook en voelde het paradijs.
Maar daarachter zag ik ook iets anders: namelijk hoe de Indonesische bevolking absoluut niet geprofiteerd heeft van kolonialisme, hoe ze er geen economische voorsprong uit hebben gehaald. Daarnaast ontdekte ik een aantal jaar na die reis in brieven de pijnlijke geschiedenis waarop mijn overgrootvader, zijn broers en zussen door hun Hollandse vader en zijn tweede njai zijn opgevoed. Het zijn verhalen die bol staan van racisme en het dwangmatig in stand houden van de Europese standaarden. Daaroverheen volgde dan ook nog eens de Japanse bezetting én een koloniale oorlog die Indo’s en Indonesiërs volledig tegen elkaar opzette. Een broederstrijd eigenlijk, aangewakkerd door de verdeel-en-heers-tactieken van kolonialisme. Moet ik het dan gek vinden dat mijn oma nauwelijks contact had met haar familie en dat binnen haar familie bijna iedereen met elkaar in de clinch lag en nog steeds ligt? Dit soort verhalen zijn óók de gevolgen van kolonialisme, maar daar hebben we – in tegenstelling tot over tempo doeloe – nooit eerder aandacht voor gehad.
Het komt een beetje op me over alsof Kester Freriks bang is om veroordeeld te worden voor een geschiedenis waar hij zelf als kind geen invloed op had. Nee, meneer Freriks. Dat deed niemand. Maar nu veroordeel ik u wel, omdat u een koloniaal pamflet en opiniestuk heeft geschreven dat voorbij gaat aan de verhalen die we nu juist proberen te vertellen. U probeert kolonialisme en de invloed ervan te verzachten en ondermijnt hiermee de verhalen van Indonesiërs, Molukkers en Indische Nederlanders. En dat terwijl hun geschiedenis door gemiddeld Nederland nog steeds niet wordt gekend, laat staan erkend.
Een tip van een derde generatie indo: Als ik in uw schoenen stond, zou ik – in plaats van woorden als heimwee en tempo doeloe in uw mond nemen - liever eens een stapje terug doen, uw oren spitsen en gaan luisteren naar de verhalen van mensen die vroeger, tijdens uw tempo doeloe, tweede- en derderangs burgers waren in het land waar hun eigen voorouders vandaan kwamen.