Zestig dagen Indonesië, blog 6: Eigenlijk is Indonesië ook gewoon heel erg normaal
In het beste Mediterraanse restaurant van Yogyakarta zitten naast een boel toeristen ook een heleboel jonge Indonesiërs. Stelletjes, families en vriendinnen die in Europese sferen een dag van de ramadan afsluiten. Naast mij zit een groepje van vier meisjes van een jaar of zestien. Ze hebben alle vier een smartphone in hun hand en giechelen vooral naar het scherm en af en toe naar elkaar. Zo nu en dan laten ze elkaar een foto zien op Instagram. In het midden van hun tafel ligt een half opgegeten pizza.
Ik voel me een zwerver als ik naar hen kijk. Met hun strak gelakte nageltjes, hun donkere lange haren, hun perfecte appelwangetjes, mascarawimpers en hun zacht rood gestifte lippen. Ze zien eruit zoals alleen meisjes van zestien dat kunnen. Schattig als kinderen en nog net niet zo zelfverzekerd als de prachtige sterke vrouwen die ze later zullen worden. Stiekem werp ik nog een blik op hun outfits. Een van hen draagt een zwart leren rokje met geborduurde bloemen. Het is iets wat ikzelf zou kunnen kopen.
Welkom in het Indonesië van 2018. Natuurlijk bestaat dit land allang niet meer alleen maar uit romantische gifgroene rijstvelden, in nevel gehulde vulkanen en mysterieuze tempels. Of uit ranke Javaanse vrouwen met kondehs, sarongs en kebaya’s. Ik weet dat ik dat in mijn blogs tot nu toe ben vergeten te vermelden – ik zie een uitgestrekte sawa en vergeet dan al snel de drukke autoweg met de honderden motoren die er naast ligt.
Maar om even uit die door heimwee gekleurde belevingswereld te stappen: Indonesië is natuurlijk veel meer dan het decor waarin ooit mijn familiegeschiedenis zich afspeelde. Ook hier heeft de tijd niet stil gestaan. Zo wordt de becak in Yogyakarta alleen nog maar gebruikt door toeristen die denken iets typisch Indonesisch te doen, terwijl Indonesiërs zelf reizen met Go-jek; een app zoals Uber waarmee je een ojek of een taxi kunt bestellen. En wie denkt dat kopi tubruk de enige koffie is die je hier kunt drinken, heeft echt een tijdje onder een steen geleefd. Hippe koffiezaakjes zitten vol met digital nomads, jonge freelancers, die net als in Amsterdam op hun Macbooks werken terwijl ze nippen aan met latte-art versierde cappuccino’s.
En nog even over die schattige Indonesische kinderen: natuurlijk, veel spelen lieflijk buiten, maar ook héél veel zitten vooral achter hun smartphone, tablet of computer. Indonesië is het land waar de meeste online games worden gespeeld ter wereld.
Wie weg zwijmelt bij het idee van een paradijselijke gordel van smaragd óf alleen maar nieuws volgt over een geradicaliseerd gezin uit Surabaya, zou makkelijk vergeten dat Indonesië vooral ook heel erg lijkt op de rest van de wereld. Het is een land vol mensen die hard werken, die een betere toekomst willen voor hun kinderen, die creatief zijn en die studeren. Het is een land van nasi goreng in een warung en van nasi-goreng via go-food; van pittige kip bij KFC en van pittige kip bij een kaki lima. Het is een land van honderdduizenden die opstaan voor het ochtendgebed, maar ook van velen die – zoals mijn huisgenootje – bang zijn om hun tattoo aan hun ouders te laten zien.
Ik ben hier nu bijna zeven weken en ik ben nog lang niet uitgekeken. Nederland, met je mooie zomer, ik wil je nog even moeten missen.