Lara Nuberg

schrijver, spreker, moderator

  • Home
  • Publicaties
  • Moderatie
  • Blog
  • Agenda
  • Nieuwsbrief
  • Over
IMG_1602 2.jpg

Handen // Hands

October 14, 2019 by Lara Nuberg in LIFES2019, Reisverhalen, Korte verhalen
  • For English see below

Ze stond in het centrum van Jakarta en keek naar de handen die ze een paar jaar geleden nog vasthield, rustend op een pastel gele deken met een honingraatmotief. Lange slanke vingers, goud bijna, vingertoppen die verzachten, de resten van koraalrode nagellak. 

Aan het ziekenhuisbed leken de geuren niet te kloppen. Alsof in de kamers geen mensen lagen, maar slechts de lege omhulsels van wat ooit een mens was of ooit weer mens zou kunnen zijn. Ze miste haar flesje van Dior en haar la met poeders, Maja zeep en lippenstift. Zou ze al die dingen ooit opnieuw gebruiken?

Het eten werd geserveerd en het rook naar iets dat niet zou smaken. Een plastic deksel over een dienblad verhulde een bord vol doorzichtige puree, een stevige gehaktbal en iets dat door moest gaan voor sperziebonen. ‘Heb je trek?’ vroeg ze. Ze schudde haar hoofd. Het eten werd weer weggeschoven. Ze miste de geur van nasi goreng, trassi, stoofpeertjes en die van dat gouden blik vol tumtum, kokindjes en griotten. 

De oproep tot het middaggebed klonk. Er passeerde een man met een wagentje die zingend in een pelong-toonladder zijn sate ayam aanprees. De geur van kretek, van fruit. Knisperende bladeren van eeuwenoude bomen aan de kant van de weg. Motoren en auto’s. De warme lucht, drukkend, veel zwaarder dan die gele deken van een paar jaar terug. 

Ze ademde in, ze ademde uit. Ze droeg haar handen, haar huid, haar haar. Onder haar voeten groeiden wortels. Ze sloot haar ogen. Het hoefde niet meer anders te zijn. 


—— 


Hands //

She stood in the center of Jakarta and looked at the hands she held a few years ago, resting on a pastel yellow blanket with a honeycomb motif. Long slender fingers, almost gold, fingertips that soften, the remains of coral-red nail polish.

The odors surrounding the hospital bed didn't seem right. As if there were no people in the rooms, but only the empty shells of what once was or could once again be human. She missed her bottle of Dior and her drawer with powders, Maja soap and lipstick. Would she ever use all those things again?

The food was served and it smelled like something that would not taste well. A plastic lid over a tray concealed a plate full of transparent mash, a sturdy meatball and something that had to pass for green beans. "Are you hungry?" She asked. She shook her head. The food was pushed away again. She longed for the scent of nasi goreng, trassi, stewed pears and that of a golden tin full of tumtum and licorice.

The call to the afternoon prayer sounded. A man with a cart passed by singing in a pelong scale, recommending his satay ayam. The scent of kretek, of fruit. Crackling leaves of age-old trees on the side of the road. Motorbikes and cars. The warm air, oppressive, much heavier than that yellow blanket from a few years ago.

She breathed in, she breathed out. She wore her hands, her skin, her hair. Roots grew under her feet. She closed her eyes. It didn't have to be different anymore.

Lees meer
impressie-06.jpeg
May 4, 2025
Toespraak Dodenherdenking Holendrecht - 4 mei 2025
May 4, 2025
May 4, 2025
euro-coins-currency-money-106152.jpeg
Oct 31, 2023
Vakantieland
Oct 31, 2023
Oct 31, 2023
de-oost-EM.jpeg
Aug 8, 2023
Zomaar een gesprekje over de dochter van Westerling op de Dam
Aug 8, 2023
Aug 8, 2023
Gelukzoekers op Sumatra_horizontaal_foto door Piek.jpg
Feb 23, 2023
Laten we het eens hebben over het tentoonstellen van koloniaal geweld 
Feb 23, 2023
Feb 23, 2023
npo.jpeg
Aug 15, 2022
Zomaar een gesprekje over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 en de Indonesische ambassadeur
Aug 15, 2022
Aug 15, 2022
Waarom ik juist wél Keti Koti herdenk en vier
Jun 30, 2022
Waarom ik juist wél Keti Koti herdenk en vier
Jun 30, 2022
Jun 30, 2022
imhelping.jpeg
Feb 15, 2022
Over koloniale grapjes en gedragingen en hoe Nederlandse historici en erfgoed-professionals hier best even mee mogen stoppen
Feb 15, 2022
Feb 15, 2022
Anti_NL-doek_bersiap.png
Jan 11, 2022
Gaat het nou alweer over de term 'Bersiap'?
Jan 11, 2022
Jan 11, 2022
IMG_0780.JPG
Sep 10, 2021
A letter to my ancestor - een brief aan mijn voormoeder
Sep 10, 2021
Sep 10, 2021
WhatsApp Image 2021-08-17 at 11.28.14.jpeg
Aug 17, 2021
Toespraak dekoloniale Indië-herdenking 16 augustus 2021
Aug 17, 2021
Aug 17, 2021
October 14, 2019 /Lara Nuberg
Familiegeschiedenis, Indonesië, Nederland
LIFES2019, Reisverhalen, Korte verhalen
Comment
Een pakezel op Soekarno Hatta International Airport

Een pakezel op Soekarno Hatta International Airport

Ibu Indonesia, ik ben terug!

July 01, 2019 by Lara Nuberg in Korte verhalen, Geschiedenis, Reisverhalen, LIFES2019

Als een pakezel, plakkerig, vettig en muf stap ik mijn (groot-)moederland in. Ik schaam me voor mijn uiterlijk, alsof ik op familiebezoek ben na drie dagen Lowlands zonder van te voren te douchen. Op het toilet van Soekarno Hatta International Airport onderzoek ik mijn gezicht in de spiegel. De vliegreis heeft me een gelige gloed bezorgd en mijn ogen omringt met donkere kringen. Ik ontdek drie puisten die er zéker niet zaten toen ik op Schiphol in het vliegtuig stapte. Even denk ik aan een gedicht van de Indische dichteres Madeleine Gabeler dat ze laatst aan me liet lezen. Een gedicht met de titel ‘Ibu Indonesia’, over een thuis vinden aan de andere kant van de wereld. Een thuis als een moederschoot, als een plek die vanzelfsprekend vertrouwd voelt zonder dat je precies kan uitleggen waarom. ‘Ik ben er weer, Ibu’ fluister ik tegen Ibu Indonesia. ‘Sorry dat ik er zo onverzorgd uit zie.’ Ze is maar een klein beetje van mij, deze oude, maar toch zo jeugdige dame. Zal ze het wel begrijpen? Dat ik haar zo graag wil omarmen, ondanks dat we slechts ver weg familie zijn?

Direct nadat ik het vliegveld uitloop hoor ik haar antwoorden. ‘Aduh, doe niet zo gek!’ verzucht ze. ‘Eens familie, blijft familie.’ Haar warmte omhelst me en haar zoete parfum maakt dat ik stil wil blijven staan. Ik adem diep in en uit, snuif haar op. Ze ruikt bekend, maar vooral ook uniek. Dit is het stukje van mezelf waarvan ik lange tijd niet wist dat het ontbrak. Nu ik haar gevonden heb, wil ik van haar houden en alle jaren waarin ze door een deel van haar kinderen in diskrediet is gebracht herstellen. Ik heb haar huidskleur, haar haarkleur, de kleur van haar ogen. Eigenlijk lijk ik best op haar, op die oude Ibu. Gek dat het zo lang moest duren voor ik me dat realiseerde. 

Ik pak de trein vanaf het vliegveld naar Jakarta Kota. Het voertuig is lang, leeg en luxe. Hier geen adem van de oude Ibu, maar de strakke designershand van haar jongste kinderen. Het felle licht in de cabines maakt dat ik van de donkere stad niets zie, slechts mijn uitgezakt gelaat weerkaatst in de spiegeling van het raam. Een onzichtbare airconditioning blaast ijsblokjes in mijn nek. Ik doe een vestje aan. ‘Zal er naast het Ibis Budget Hotel wel een echte nasi goreng te vinden zijn?’ vraag ik me af. Of heerst in dat deel van de stad het neonlicht van KFC en McDonalds?

Als ik driekwartier later uitstap op een spiksplinternieuw station ben ik de enige. Twee taxichauffeurs bij de ingang kijken verbaasd op als ze mij, een pakezel met twee rugtassen, door de glazen schuifdeuren zien lopen . ‘Di mana orang orang?’ vraag ik hen. Ze lachen en halen hun schouders op. Ze weten het niet, maar een van de mannen neemt mijn tassen aan en wenkt dat ik in mag stappen. In de tien minuten dat hij mij naar het hotel rijdt praten we over Jakarta, Indonesië en Nederland. Ik vertel hem dat mijn oma in Bandung geboren is, lang geleden. ‘Er zijn veel mensen in Nederland met een achtergrond in Indonesië,’ zeg ik. Hij knikt. ‘Saya tahu. Vooral uit Java. Die zijn via Suriname naar Nederland gekomen.’

Ik ben verbaasd. Nog nooit eerder heb ik iemand in een land buiten Nederland ontmoet die weet waar Suriname ligt, laat staan dat hij of zij er zelf over begint. ‘Edgar Davids komt uit Suriname,’ zegt hij. ‘Frank Rijkaard ook. Kluivert.’ Hij is even stil en zegt dan trots: ‘Van Bronckhorst is een anak dari Ambon. Er zijn ook veel Ambonezen in Nederland.’ Ik knik en vraag hem hoe hij dat allemaal weet. ‘Dat is geschiedenis,’ zegt hij vastberaden. ‘Door de geschiedenis zijn die voetballers en al die andere mensen verbonden geraakt met Nederland.’ Hij stopt voor een stoplicht en kijkt naar mij via zijn achteruitkijkspiegel. ‘Jij ook,’ lijkt hij te willen zeggen, maar hij zegt het niet. Niet hardop. ‘Tempo kolonial,’ fluister ik, omdat ik niet zeker weet of dat de juiste aanduiding is in het Bahasa Indonesia. Hij knikt terwijl hij weer optrekt. ‘Ya. Tempo kolonial.’

Lees meer
impressie-06.jpeg
May 4, 2025
Toespraak Dodenherdenking Holendrecht - 4 mei 2025
May 4, 2025
May 4, 2025
euro-coins-currency-money-106152.jpeg
Oct 31, 2023
Vakantieland
Oct 31, 2023
Oct 31, 2023
de-oost-EM.jpeg
Aug 8, 2023
Zomaar een gesprekje over de dochter van Westerling op de Dam
Aug 8, 2023
Aug 8, 2023
Gelukzoekers op Sumatra_horizontaal_foto door Piek.jpg
Feb 23, 2023
Laten we het eens hebben over het tentoonstellen van koloniaal geweld 
Feb 23, 2023
Feb 23, 2023
npo.jpeg
Aug 15, 2022
Zomaar een gesprekje over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 en de Indonesische ambassadeur
Aug 15, 2022
Aug 15, 2022
Waarom ik juist wél Keti Koti herdenk en vier
Jun 30, 2022
Waarom ik juist wél Keti Koti herdenk en vier
Jun 30, 2022
Jun 30, 2022
imhelping.jpeg
Feb 15, 2022
Over koloniale grapjes en gedragingen en hoe Nederlandse historici en erfgoed-professionals hier best even mee mogen stoppen
Feb 15, 2022
Feb 15, 2022
Anti_NL-doek_bersiap.png
Jan 11, 2022
Gaat het nou alweer over de term 'Bersiap'?
Jan 11, 2022
Jan 11, 2022
IMG_0780.JPG
Sep 10, 2021
A letter to my ancestor - een brief aan mijn voormoeder
Sep 10, 2021
Sep 10, 2021
WhatsApp Image 2021-08-17 at 11.28.14.jpeg
Aug 17, 2021
Toespraak dekoloniale Indië-herdenking 16 augustus 2021
Aug 17, 2021
Aug 17, 2021
July 01, 2019 /Lara Nuberg
Indonesië, Indisch, Identiteit, Roots, Reizen
Korte verhalen, Geschiedenis, Reisverhalen, LIFES2019
10 Comments
Een van de oude familiefoto's. Omstreeks 1920, Sibolga. 

Een van de oude familiefoto's. Omstreeks 1920, Sibolga. 

Zestig dagen Indonesië, blog 9 – Een familiefoto 12,5 km buiten Sibolga

July 09, 2018 by Lara Nuberg in Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen, Familieverhalen

Aan het Tobameer raak ik in gesprek met een man. Budi heet hij en hij is de chauffeur van zijn zus die met haar Duitse echtgenoot en twee kinderen door haar geboorteland reist. Budi rijdt hen heel Sumatra door; van Medan naar Bukittingi, via Samosir naar Brastagi en Bukit Lawang. Hij vraagt mij wat mijn volgende bestemming is en ik vertel hem dat ik naar Sibolga ga, een kleine stad aan de westkust van Sumatra. Het is de plek waar ooit, omstreeks 1885, een jonge man uit Wieringerwaard belandde en daar zeven kinderen kreeg met twee Sumatraanse vrouwen. De eerste zoon zou later de vader van mijn oma worden; de een-a-jongste de vader van mijn oom Andre (*over het leven van oom Andre schreef ik eerder deze reeks). Budi grijnst bij het horen van de naam Sibolga. ‘Ik ben daar geboren en getogen,’ zegt hij. ‘Wat is de naam van jouw familie?’ 

‘Stins,’ zeg ik, maar in zijn ogen gaat geen lampje branden. Ik vertel hem verder over mijn familiegeschiedenis. Hoe de broer van oom André, Maurice, na de onafhankelijkheid had gekozen om in Indonesië te blijven en dat ik in Sibolga opzoek ga naar zijn kinderen en naar zijn graf. Ik laat hem een foto zien van Maurice. Budi bestudeert hem met samengeknepen ogen. ‘Deze man woonde in een klein huisje van atap,’ mompelt hij plotseling. ‘Ik herken hem.’ Dan is hij even stil. ‘Ja,’ vervolgt hij. ‘Nu weet ik het weer. Mijn moeder wees altijd naar zijn oma, Nenek Neiro. Ze was de weduwe van een Hollander en had geen kinderen meer. Ik weet het 100% zeker.’ Ik kijk hem verwonderd aan. Het verhaal klopt, al heette de vrouw Naöroen. Ze verloor haar twee zonen tijdens de Japanse bezetting en haar dochter vertrok naar Nederland. Ik vertel hem dat haar schoondochter hertrouwde met een man met de achternaam Tambunan.  ‘Mijn achternaam is ook Tambunan!' roept de man. 'Je moet naar het hotel gaan van mijn familie,’ zegt Budi. ‘Hotel Tapia Nauili in Sibolga. Zij weten meer, ga daar maar vragen.’ In blokletters schrijft hij de naam en het adres van het hotel op. Er trekt een rilling over mijn rug. Het zou toch niet zo zijn dat het toeval me straks bij familie brengt?

De volgende dag vertrek ik vroeg vanuit Samosir en pak een minibusje naar Sibolga. De reis gaat via Balige en Tarutung en is prachtig met vergezichten over het groene heuvelachtige landschap van Sumatra. Terwijl ik uit het raam staar denk ik aan mijn over-over-grootvader Stins. Namens het Nederlands gezag was hij begin twintigste eeuw opziener van de bouw van de wegen in dit gebied en ik stel me voor hoe hij de plaatselijke bevolking en verscheepte Javanen aan het werk zette om deze belangrijke verkeersader te bouwen. Het verhaal gaat dat hij zijn voet verloor toen deze vast kwam te zitten onder een stoomwals. Hoeveel meer mensen zouden gewond zijn geraakt bij deze wegenbouw, vraag ik me af. Mensen waarvan we de namen en verhalen niet kennen.

Het is al donker als ik afgezet word bij hotel Tapia Nauili en het meisje achter de receptie brengt me naar een gigantische kamer met TL-licht en enorme vochtplekken in de afgebladderde gele muren. In de hoek van de kamer staat een tweepersoonsbed met een fel gekleurde fleecedeken, omringt door een enorme leegte van vloertegels die ooit wit waren. De badkamer heeft geen douche, alleen een bak om te mandiën. Ik wil hier niet slapen in mijn eentje, denk ik. Nooit eerder zag ik zo’n vervallen hotel. ‘Weet je zeker dat dit het hotel is van de familie Tambunan?’ vraag ik aan het meisje. Terwijl ze eerder op deze vraag bevestigend had geknikt, kijkt ze me nu vertwijfeld aan. Ze schudt haar hoofd. Ik bied mijn verontschuldigen aan en loop van het terrein af. Wat Budi ook bedoelde, dit was het in ieder geval niet.

In de iets schonere hotelkamer die ik een paar minuten later vind, voel ik me plotseling alleen in deze stad. Ik was mijn ontmoeting met Budi als een teken gaan zien; een teken van boven, als aanknopingspunt voor mijn zoektocht. Nu was dat teken geëindigd in een horrorhotel. Het gevoel bekruipt me dat het beter zou zijn om morgen de eerst mogelijke bus terug te pakken naar Medan.

Dan trilt mijn telefoon. Het is oom André. ‘Ik heb het telefoonnummer van de kleindochter van Maurice achterhaald,’ schrijft hij en hij typt er een Indonesisch nummer achteraan. Via Facebook. Ik moet lachen. Mijn romantische zoektocht blijkt helemaal nooit nodig te zijn geweest; natuurlijk, via Facebook is iedereen te traceren. Ik bel het nummer en leg in gebrekkig Indonesisch uit wie ik ben en wie ik zoek. De stem aan de andere kant van de lijn klinkt enthousiast. Ze geeft me een adres en we spreken af dat ik daar de volgende dag naartoe kom, om negen uur ’s ochtends.

Als ik de volgende dag op het afgesproken tijdstip 12,5 kilometer buiten Sibolga door een becak wordt afgezet, wacht daar een jongetje met zijn fiets. ‘Ben jij de zoon van Suci?’ vraag ik hem. Hij knikt en hij wenkt dat ik hem moet volgen. We lopen door smalle straatjes met houten huisjes en voortuintjes vol bloemen en plastic afval. Ik zie dat we vlak aan zee zijn; aan het einde van een straatje blinkt het zwarte water. Dan stopt de jongen en wijst naar een houten huis met een klein erf. Twee jonge vrouwen, één oudere en een boel kinderen lopen me tegemoet. Ze omhelzen me en nodigen me uit binnen te komen.

In het huisje is geen bank, maar we zitten met zijn allen op een kleed. Ze zetten een kopje mierzoete thee voor me neer en halen dan een bord van karton tevoorschijn. Het bord is volgeplakt met oude foto’s. Het zijn foto’s die ik ken, want mijn moeder heeft ze thuis in Amsterdam ook. In dit houten huisje, buiten een stadje aan de westkust Sumatra, lachen de opa, ooms, tantes, nichten en neven van mijn oma mij in zwart-wit tegemoet.

De familie Stins in Sibolga met de familiefoto's. 

De familie Stins in Sibolga met de familiefoto's. 

Lees meer uit de reeks Zestig dagen Indonesië
PHOTO-2020-11-04-14-47-34.jpg
Jan 29, 2021
Ik heb heimwee naar Indonesië en ik vind het vreselijk irritant en decadent
Jan 29, 2021
Jan 29, 2021
PakezelLara.jpg
Jul 1, 2019
Ibu Indonesia, ik ben terug!
Jul 1, 2019
Jul 1, 2019
May 16, 2019
Reisdagboek van een Balinees (vertaald) - Mijn eerste dag in Nederland
May 16, 2019
May 16, 2019
FamilieStinsSibolgaoud.JPG
Jul 9, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 9 – Een familiefoto 12,5 km buiten Sibolga
Jul 9, 2018
Jul 9, 2018
Jul 5, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 8: Ik ben óók een kind van de Batakkers op Sumatra
Jul 5, 2018
Jul 5, 2018
Tobameer.JPG
Jun 25, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 7: Wat als je grote liefde een kille moordenaar blijkt te zijn?
Jun 25, 2018
Jun 25, 2018
FotoArtJog.JPG
Jun 9, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 6: Eigenlijk is Indonesië ook gewoon heel erg normaal
Jun 9, 2018
Jun 9, 2018
Ubud.JPG
Jun 1, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 5: In Indonesië heb ik constant heimwee
Jun 1, 2018
Jun 1, 2018
FotoBlog4.JPG
May 25, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 4: Soms vraag ik me af in hoeverre geschiedenis echt verleden tijd is
May 25, 2018
May 25, 2018
FotoBlog3_1.JPG
May 12, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 3 - Soms is Indisch zijn verwarrend
May 12, 2018
May 12, 2018
DSC_3085 uitzicht vanaf Fort Hollandia.JPG
May 1, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 2 - Op Banda zijn ze het Nederlands kolonialisme niet vergeten
May 1, 2018
May 1, 2018
IMG_9249.JPG
Apr 25, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 1 - Waar het allemaal begon: De Banda-eilanden
Apr 25, 2018
Apr 25, 2018
July 09, 2018 /Lara Nuberg
Indonesië, Nederlands-Indië, Familiegeschiedenis, Reizen, Koloniale geschiedenis, Sibolga
Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen, Familieverhalen
1 Comment
Danau Toba, Noord Sumatra.

Danau Toba, Noord Sumatra.

Zestig dagen Indonesië, blog 7: Wat als je grote liefde een kille moordenaar blijkt te zijn?

June 25, 2018 by Lara Nuberg in Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië

Negen jaar geleden verloor ik mijn hart aan het Tobameer, het grootste vulkanische meer van Indonesië. Ik was achttien toen ik er voor het eerst kwam en reisde samen met een vriendin en een zware backpack door Zuidoost-Azië. We zagen en bereisden de wereld zoals alleen achttienjarigen dat kunnen; volwassen genoeg om te overleven, jong genoeg om nog een beetje naïef en compleet zorgeloos te mogen zijn. We leefden in het moment, dachten nauwelijks aan thuis of aan later. Geen studie nog om naar toe terug te keren, geen werk, geen vriendje; de toekomst was één groot wit stralend canvasdoek dat langzaam werd beschilderd door de indrukken die we opdeden tijdens het ontdekken van de wereld. Toen we in Prapat aankwamen, de plek waar je het Tobameer oversteekt naar het eiland Samosir, hadden we al gefeest op de eilanden van Thailand, theeplantages en tempels bezocht in Maleisië en wolkenkrabbers bewonderd in Singapore. Ik dacht dat ik alles al gezien had, maar toen was daar dat blauwgrijze water omringd door groene heuvels. Een mysterieuze spiegel voor de zon, wolken, maan en sterren.

En het werd nog beter, want het water bleek niet alleen een spiegel, maar tevens een drager van klanken. Klanken van Batakliedjes, meerstemmig gezongen door de jongens en meisjes van Samosir. Liedjes waarvan je hoort hoe oud ze zijn, alsof overleden opa’s, oma’s, overgrootouders en voorvaderen van nog veel verder terug ze nog steeds meezingen. Hun stemmen reisden als echo’s over het water tot diep in mijn ziel. We luisterden er iedere avond naar, in een restaurant gevuld met minstens twintig stemmen en twee gitaren. In het donker, want de elektriciteit viel vaak uit.

Het is nu negen jaar later en vorige week verdween een veerpont in het meer. Het schip zonk met de passagiers opgesloten aan boord tot het de bodem raakte, vierhonderdvijftig meter diep. En daar ligt het nu nog steeds, een houten kadaver, een grafkist voor honderdnegentig mensen die vakantie wilden vieren na de Ramadan. Sindsdien spookt dit beeld constant door mijn hoofd. Honderdnegentig lichamen, in de romp van een schip, in een donkere, koude en diepe massa water. Slechts traceerbaar voor geavanceerde onderwaterdrones, onttrokken aan het oog van de wereld. Hoe kan ik me zo vergist hebben in deze grote liefde, blijkbaar een wrede moordenaar van mannen, vrouwen en kinderen?

Mijn plan was om volgende week naar Sumatra te gaan en mijn reis af te sluiten aan het Tobameer. Ik wilde daar twee weken blijven om te werken aan mijn boek. Maar nu dit gebeurd is, weet ik niet zeker of ik mijn geliefde nog aan kan kijken. Hoe kan ik schrijven aan de rand van een meer met bijna tweehonderd dode mensen op de bodem? Hoe kan ik langs nabestaanden lopen op de kade en een nieuwe veerpont opstappen, op zoek naar inspiratie voor een boek over een geschiedenis van tientallen jaren geleden?

Ik ben nu achtentwintig en zie de wereld niet meer door de ogen van een achttienjarige. De zorgeloosheid is verdwenen, nu nog meer dan eerder, vierhonderdvijftig meter diep. Als ik besluit om toch nog naar het Tobameer te gaan, is het niet meer om te werken aan zoiets individualistisch als het schrijven van een boek, maar slechts om bloemen in het water te leggen. Voor mensen die ik niet ken, voor het gegeven dat paradijs en hel soms dezelfde dingen zijn. Gezien mijn zoektocht naar mijn Indische verleden in Indonesië, is dit misschien niet eens zo’n ongepaste afsluiting van mijn zestig dagen in dit eilandrijk.

Lees meer uit de reeks Zestig dagen indonesië
Foto_Berkurangnya-oksigen-dikawasan-danau-toba-diduga-menyebabkan-ikan-ikan-ini-mati-Ayat-S-Karokaro-768x480.jpeg
Aug 30, 2018
Hoe het Westen Indonesië nog altijd uitbuit
Aug 30, 2018
Aug 30, 2018
AND07725.JPG
Aug 28, 2018
Fotoreportage: Koloniale kerken in Medan
Aug 28, 2018
Aug 28, 2018
FamilieStinsSibolgaoud.JPG
Jul 9, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 9 – Een familiefoto 12,5 km buiten Sibolga
Jul 9, 2018
Jul 9, 2018
Jul 5, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 8: Ik ben óók een kind van de Batakkers op Sumatra
Jul 5, 2018
Jul 5, 2018
Tobameer.JPG
Jun 25, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 7: Wat als je grote liefde een kille moordenaar blijkt te zijn?
Jun 25, 2018
Jun 25, 2018
FotoArtJog.JPG
Jun 9, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 6: Eigenlijk is Indonesië ook gewoon heel erg normaal
Jun 9, 2018
Jun 9, 2018
Ubud.JPG
Jun 1, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 5: In Indonesië heb ik constant heimwee
Jun 1, 2018
Jun 1, 2018
FotoBlog4.JPG
May 25, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 4: Soms vraag ik me af in hoeverre geschiedenis echt verleden tijd is
May 25, 2018
May 25, 2018
FotoBlog3_1.JPG
May 12, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 3 - Soms is Indisch zijn verwarrend
May 12, 2018
May 12, 2018
DSC_3085 uitzicht vanaf Fort Hollandia.JPG
May 1, 2018
Zestig dagen Indonesië, blog 2 - Op Banda zijn ze het Nederlands kolonialisme niet vergeten
May 1, 2018
May 1, 2018
June 25, 2018 /Lara Nuberg
Indonesië, Tobameer, Lake Toba, Batak, Reizen, Ongeluk, Nieuws
Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië
1 Comment
Tijdens ArtJog 2018, het grootste hedendaagse kunst festival van Yogyakarta

Tijdens ArtJog 2018, het grootste hedendaagse kunst festival van Yogyakarta

Zestig dagen Indonesië, blog 6: Eigenlijk is Indonesië ook gewoon heel erg normaal

June 09, 2018 by Lara Nuberg in Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen

In het beste Mediterraanse restaurant van Yogyakarta zitten naast een boel toeristen ook een heleboel jonge Indonesiërs. Stelletjes, families en vriendinnen die in Europese sferen een dag van de ramadan afsluiten. Naast mij zit een groepje van vier meisjes van een jaar of zestien. Ze hebben alle vier een smartphone in hun hand en giechelen vooral naar het scherm en af en toe naar elkaar. Zo nu en dan laten ze elkaar een foto zien op Instagram. In het midden van hun tafel ligt een half opgegeten pizza.

Ik voel me een zwerver als ik naar hen kijk. Met hun strak gelakte nageltjes, hun donkere lange haren, hun perfecte appelwangetjes, mascarawimpers en hun zacht rood gestifte lippen. Ze zien eruit zoals alleen meisjes van zestien dat kunnen. Schattig als kinderen en nog net niet zo zelfverzekerd als de prachtige sterke vrouwen die ze later zullen worden. Stiekem werp ik nog een blik op hun outfits. Een van hen draagt een zwart leren rokje met geborduurde bloemen. Het is iets wat ikzelf zou kunnen kopen.

Welkom in het Indonesië van 2018. Natuurlijk bestaat dit land allang niet meer alleen maar uit romantische gifgroene rijstvelden, in nevel gehulde vulkanen en mysterieuze tempels. Of uit ranke Javaanse vrouwen met kondehs, sarongs en kebaya’s. Ik weet dat ik dat in mijn blogs tot nu toe ben vergeten te vermelden – ik zie een uitgestrekte sawa en vergeet dan al snel de drukke autoweg met de honderden motoren die er naast ligt.

Maar om even uit die door heimwee gekleurde belevingswereld te stappen: Indonesië is natuurlijk veel meer dan het decor waarin ooit mijn familiegeschiedenis zich afspeelde. Ook hier heeft de tijd niet stil gestaan. Zo wordt de becak in Yogyakarta alleen nog maar gebruikt door toeristen die denken iets typisch Indonesisch te doen, terwijl Indonesiërs zelf reizen met Go-jek; een app zoals Uber waarmee je een ojek of een taxi kunt bestellen. En wie denkt dat kopi tubruk de enige koffie is die je hier kunt drinken, heeft echt een tijdje onder een steen geleefd. Hippe koffiezaakjes zitten vol met digital nomads, jonge freelancers, die net als in Amsterdam op hun Macbooks werken terwijl ze nippen aan met latte-art versierde cappuccino’s.

En nog even over die schattige Indonesische kinderen: natuurlijk, veel spelen lieflijk buiten, maar ook héél veel zitten vooral achter hun smartphone, tablet of computer. Indonesië is het land waar de meeste online games worden gespeeld ter wereld.

Wie weg zwijmelt bij het idee van een paradijselijke gordel van smaragd óf alleen maar nieuws volgt over een geradicaliseerd gezin uit Surabaya, zou makkelijk vergeten dat Indonesië vooral ook heel erg lijkt op de rest van de wereld. Het is een land vol mensen die hard werken, die een betere toekomst willen voor hun kinderen, die creatief zijn en die studeren. Het is een land van nasi goreng in een warung en van nasi-goreng via go-food; van pittige kip bij KFC en van pittige kip bij een kaki lima. Het is een land van honderdduizenden die opstaan voor het ochtendgebed, maar ook van velen die – zoals mijn huisgenootje – bang zijn om hun tattoo aan hun ouders te laten zien.

Ik ben hier nu bijna zeven weken en ik ben nog lang niet uitgekeken. Nederland, met je mooie zomer, ik wil je nog even moeten missen.

June 09, 2018 /Lara Nuberg
Reizen, Indonesie, Yogyakarta
Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen
1 Comment
                                                                      &nbs…

                                                                              Uitzicht vanaf ons balkon in Ubud, Bali, 1 juni 2018

Zestig dagen Indonesië, blog 5: In Indonesië heb ik constant heimwee

June 01, 2018 by Lara Nuberg in Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen

In de gifgroene rijstvelden onder mijn balkon bruist het van het leven. Krekels, sprinkhanen, kikkers en waggelende eenden vormen samen met een haan verderop en de knisperende takken van palmen en varens een harmonieus orkest. Ik sluit mijn ogen en ruik hoe met een zacht briesje de geur van melati en frangipani meelift. De zon brandt ondertussen in mijn nek en ik bedenk me: Dit is wat mijn oma nooit meer gehoord, gevoeld, gezien en geroken heeft, sinds ze in 1947 als meisje van tweeëntwintig op de boot naar Nederland stapte.

Misschien heb ik wel last van een soort complex, denk ik steeds vaker sinds ik in Indonesië ben. In dit land schippert mijn gevoel constant tussen geluk, ongemak, verdriet en heimwee. Geluk, omdat het hier zo mooi is en ik zoveel vind van wat bij mij hoort; Ongemak omdat ik me constant bewust ben dat ik hier kan rondreizen dankzij een koloniaal verleden. Verdriet, omdat de eerste generatie in mijn familie nooit meer zo van Indonesië heeft kunnen houden als ik nu; en heimwee… Dat heb ik niet naar Indië, want dat heb ik nooit gekend, maar naar alles wat Indisch is en nu langzaam uit mijn familie verdwijnt – misschien zelfs al is verdwenen.

Een paar dagen geleden had ik het hierover met Maria, een filmmaker van mijn leeftijd die in Yogyakarta aan haar documentaire werkt. Voor haar staat Indisch zijn voor een groot deel gelijk aan deze soort heimwee; heimwee naar een Indische opa en oma, ooms en tantes, die inmiddels al jaren dood zijn. Ze zei: Indisch is iets wat er altijd was in je jeugd en waarvan je er pas jaren later achter komt dat het er niet meer is. Opeens voel je een gat en denk je: Waar komt dat toch vandaan? Wat mis ik toch? Dat blijkt dan bijvoorbeeld je Indische tante te zijn. De geuren in haar huis, de sfeer, de gesprekken, het eten. Vanaf dat moment blijf je het altijd zoeken.

Ik denk dat ze gelijk heeft – althans, in mijn geval. Mijn Indische oma is al veertien jaar dood, maar in plaats van dat het gat dat zij achter liet steeds kleiner wordt, wordt het eigenlijk steeds zichtbaarder. Natuurlijk, verdriet dat slijt, maar heimwee; dat wordt naarmate iets langer geleden is, verder weg raakt in de tijd, alleen maar groter. Misschien dat ik hier daarom ontroerd raak van de kleinste dingen. Van de Indonesische jongen die mijn haar knipt en exact dezelfde huidskleur heeft als ik. Van het meisje dat mijn voeten in haar handen neemt en ze precies masseert zoals mijn oma vroeger deed. Van de luchtverfrisser in een hotel, identiek aan die bij mijn oudtante thuis. Van de klanken van gamalan, zoals vroeger op de pasar malam. Van het uitzicht over de sawah’s, waarvan ik begrijp dat je het mist – eenmaal op drie hoog achter in Bos en Lommer.

In Indonesië voel ik hoe erg ik dit land in mij draag, maar vind ik toch niet alles wat ik zoek. Het is heerlijk, zo’n glas frisse cendol in de tropen, maar het liefst zou ik nog een kopje bosvruchten thee drinken bij oma. Met een cd van Wibi Soerjadi op de achtergrond en de uit hout gesneden Javaanse vissers als getuigen.

June 01, 2018 /Lara Nuberg
Indisch, Indonesië, Familiegeschiedenis, Reizen
Zestig dagen Indonesië, Reisverhalen
1 Comment
Uitzicht in de buurt van Singkawang, West-Kalimantan. 

Uitzicht in de buurt van Singkawang, West-Kalimantan. 

Zestig dagen Indonesië, blog 4: Soms vraag ik me af in hoeverre geschiedenis echt verleden tijd is

May 25, 2018 by Lara Nuberg in Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië

Met een groepje vrienden uit Nederland zit ik op een terras aan de rand van Yogyakarta. We kijken uit over de desa, groene vlaktes vol rijst die hier en daar worden onderbroken door een palmboom. Verderop in de velden werken mensen hard, ze staan krom gebogen boven de vochtige grond, maar vanaf hier lijkt het tafereel op een van de Indische landschapsschilderijen die bij mijn opa en oma thuis aan de wand hingen. We eten nasi goreng en drinken verse fruitsapjes. 

Deze Nederlanders met wie ik hier zit zijn op mijn blonde vriend na allemaal indo's. De een is hier met zijn vader en werkt op Java aan de ontwikkeling van een theatervoorstelling, de ander maakt een documentaire. Ikzelf blijf hier de komende weken om te werken aan m'n boek. In ons gezelschap bevindt zich tevens een Indo geboren en getogen in Indonesië. Hij heeft ver weg Nederlands bloed en is nu getrouwd met een Nederlandse vrouw. Op zijn schoot zit een donkerblond jongetje van drie jaar, de Indonesische genen vooral zichtbaar in zijn donkere ogen. 

We komen net terug van een nachtje in een strandhuisje. Daar aten we vers gevangen vis klaargemaakt door de koks uit een plaatselijk restaurant. Als ik m'n ogen sluit proef ik de boemboe opnieuw. Pittige pepers met sereh en knoflook. Eten zoals het alleen in Indonesië kan smaken, vermengd met een fris briesje boven op een heuvel met uitzicht over de Indische Oceaan. Na het eten zongen we urenlang liedjes begeleidt door guitalele en gitaar. Alleen het kampvuur ontbrak. 

En nu, nu zitten we hier dus opnieuw te eten. Het gesprek gaat over ditjes en datjes, totdat een van ons in gesprek raakt met twee Nederlanders die aan het tafeltje naast ons zitten. Ze wonen in Yogyakarta en spreken hun angst uit voor het opkomend extremisme. Ze zijn bang dat het in Indonesië steeds onveiliger wordt, dat ze op een gegeven moment terug naar Nederland moeten. Op straat merken ze al een verschil met een aantal jaar geleden, zeggen ze. De vrouw zegt dat ze negatief wordt bejegend, als ze in korte broek en een hemdje loopt. Hoe lang zal het nog duren voor geweld structureel wordt? 

Ik kijk naar ons gezelschap en schrik. Hier zitten we dan. Een groepje indo's en twee Nederlanders die bang zijn voor Indonesisch religieus getint geweld. In 2018. Er is de afgelopen 70 jaar veel veranderd, maar sommige dingen blijven blijkbaar ook hetzelfde. 

May 25, 2018 /Lara Nuberg
Indonesië, Indisch, Reizen, Koloniale geschiedenis, Kolonialisme
Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië
1 Comment
Pontianak, 1935. Afscheidsfoto voor mijn overgrootvader met zijn gezin en het personeel van de PTT Pontianak. 

Pontianak, 1935. Afscheidsfoto voor mijn overgrootvader met zijn gezin en het personeel van de PTT Pontianak. 

Zestig dagen Indonesië, blog 3 - Soms is Indisch zijn verwarrend

May 12, 2018 by Lara Nuberg in Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië, Familieverhalen

Vanuit het vliegtuig richting Jakarta zie ik Borneo onder mij steeds kleiner worden. Verschillende soorten groen kleuren het landschap, af en toe onderbroken door bruine rivieren die zich als slangen door de palmolieplantages, akkers en grasvelden bewegen. Hier en daar is het groen opgedeeld in nette rechthoekige stroken, omlijnd door smalle door mensenhanden gegraven grachtjes. Ik kan het niet helpen om me even af te vragen of ook dit een stukje koloniale erfenis is.

Op dit eiland - nu vooral nog groen door de palmolieplantages in plaats van door het oorspronkelijke regenwoud - woonde ooit mijn oma. Ze was jong toen, een kind. Haar vader had een goede functie bij de PTT en toen hij in 1929 na een verlofperiode in Nederland in Pontianak werd geplaatst, was hij onder andere verantwoordelijk voor het tot stand brengen van een radioverbinding in de stad en de overige Nederlandse posten aan de westkant van het eiland.

Pas vorig jaar ontdekte ik details uit hun leven hier, nadat ik in een geheime kist van mijn oudtante een fotoalbum vond. Het album telde tientallen foto’s van het leven in Pontianak tussen 1929 en 1935 en bracht daarmee de anekdotes die mijn oma ooit over haar jeugd vertelde tot leven. Vol verbazing keken mijn moeder, nicht en ik naar de foto’s van twee jonge Indische zusjes tijdens hun zorgeloze kinderjaren; spelend in de rivier, lachend in de tuin, op verjaardagsfeestjes en verkleed tijdens een toneelvoorstelling.

Toen ik begin dit jaar besloot om weer naar Indonesië te gaan, wilde ik dit deel van het land dus graag zien. Ik vergeleek de foto’s van de stad met Google Maps (lang leve techniek!) en kwam erachter dat het postkantoor – de werkplek van mijn overgrootvader - zich nog op dezelfde plek bevond als ruim tachtig jaar geleden. Een aanknopingspunt in een stad die inmiddels van een paar duizend inwoners in 1930, was uitgegroeid tot een stad van honderdduizenden. Ik vertelde de ontdekking aan m’n moeder en die riep meteen dat als ik naar Pontianak zou gaan, dat zij dan ook mee wilde.

En zo gebeurde het dat ik een paar dagen geleden, op mijn 28ste verjaardag, met mijn vader, moeder en vriend, door de bloedhete straten van Pontianak liep. Zonder echt te weten waar we naar op zoek waren, maar mét een telefoon vol oude foto’s.

Na een wandeling door wat ooit de Chinese wijk was – nu een vervallen buurt langs de Kapuas rivier met grachten vol plastic afval, belandden we op de Jl. Rahadi Usman, vroeger de Residentsstraat. En daar, aan het einde van de straat, op de hoek, troffen we het Kantor Pos. Een gebouw geschilderd in de kleuren wit en oranje.

We liepen naar binnen en vroegen in gebrekkig behasa of we ook achterin het kantoor mochten kijken, omdat onze (over)grootvader hier ooit werkte. De postkantoormedewerkers keken ons aan alsof ze water zagen branden – ik snap het; het is ook een heel ongewone vraag – maar lieten ons wel direct een bordje zien waarop stond dat dit gebouw gebouwd was in 1937. Het houten kantoortje waar opa Stins ooit in werkte, was dus vervangen.

We knikten, stamelden ‘Ah ja…’ en liepen alweer richting de deur. Toen bedacht ik me dat ik al die foto’s bij me had en dat ik dan in ieder geval de foto met het PTT-personeel van 1935 moest laten zien. Dat waren immers de voorgangers van de mensen die nu in het kantor pos werken. Ik liep terug naar de manager en liet hem de foto zien. Onverwacht begon hij enthousiast te zwaaien en te wenken. Hij toonde de foto aan zijn collega’s en ook die begonnen allemaal een kant op te wijzen. Met Google Translate (lang leve techniek voor de tweede keer in dit verhaal!) kwamen we er uiteindelijk uit: Het huis waarvoor de foto was gemaakt, herkenden ze allemaal. Het stond er volgens hen nog steeds.

Nu, beste lezers, moeten jullie begrijpen dat ik niet helemaal normaal ben. De meeste mensen zijn blij als ze met hun verjaardag uit eten gaan, een feestje geven of een fiets krijgen. Ik ben echter een geschiedenisnerd, een historicus met een lichte obsessie voor het levensverhaal van haar liefste Indische oma. Dit was dus het beste verjaardagscadeau OOIT. Vooral ook omdat ik niet had verwacht dat er nog maar iets van de oude Europese wijk over zou zijn; Pontianak was ernstig gebombardeerd door de Japanners in 1942 en ik ging er daarom vanuit dat alles was weggevaagd.

De manager gaf ons de naam van de straat, Jl. Taslim, en ging uiteindelijk zelfs met ons mee - op zoek naar nummer 3. Dat was volgens hem ooit het huis van de postkantoorleiding. Toen we er aankwamen vonden we echter een lege kavel naast nummer 2, wat duidelijk een koloniaal huis in verval was. Voor de deur werkte een groepje jongens aan het asfalteren van een weg. Ze schudden hun hoofd: nummer 3 was een paar jaar geleden gesloopt.

Het duurde even voor ik het wilde accepteren en met de foto in m’n hand vergeleek ik alle raampartijen van de huizen in hetzelfde straatje. Ik tilde nog een steen op, in de hoop een aanwijzing te vinden, een teken van boven – je weet maar nooit (ik zei toch dat ik niet normaal ben) - maar vond niks. Het huis van de foto bestond niet meer. ‘Wat zou oma ervan vinden als ze wist dat we hier nu zo stonden?’ vroeg ik aan m’n moeder terwijl ik naar de bouwval van nummer  2 keek. ‘Die zou ons voor gek verklaren,’ antwoordde ze. ‘En ze zou huilen als ze zou zien hoe het er hier nu uitziet.’

Nu vlieg ik over de Javazee richting Jakarta en denk ik na over die woorden. Ik vraag me af waar ik nou eigenlijk naar op zoek ben. Naar sporen van m’n familie in een land dat m’n oma zelf in 1947 de rug toekeerde. Zou ze iets van m’n zoektocht begrijpen? Van m’n interesse in Indonesië en de mensen hier? Ze noemde zichzelf Nederlands en vond dat ze in het Indonesië van Soekarno niets te zoeken had. Maar waarom leerde ze me dan tellen in het Maleis en doet alles in Indonesië me zo aan haar denken? Is het waar dat je een Indo uit Indonesië kunt halen, maar Indonesië nooit uit de Indo? Ik ben er nog steeds niet helemaal uit wat dat dan voor mij betekent.

Een foto voor het huis op nummer 2 met Agus van het Kantor Pos. Ach.. zo kregen we in ieder geval een idee van hoe het er ooit uitzag. 

Een foto voor het huis op nummer 2 met Agus van het Kantor Pos. Ach.. zo kregen we in ieder geval een idee van hoe het er ooit uitzag. 

May 12, 2018 /Lara Nuberg
Indonesië, Nederlands-Indië, Familiegeschiedenis, Reizen
Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië, Familieverhalen
5 Comments
Uitzicht op Gunung Api vanaf Banda Besar, 25 april 2018

Uitzicht op Gunung Api vanaf Banda Besar, 25 april 2018

Zestig dagen Indonesië, blog 1 - Waar het allemaal begon: De Banda-eilanden

April 25, 2018 by Lara Nuberg in Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië

De schaduw was een veiligere plek geweest, want ik heb vandaag al drie keer onder een koude douche gestaan om de hitte van me af te spoelen. Toch wil ik hier even zitten. Volop in de zon, op het grote balkon van ons hotel dat uitkijkt op de Gunung Api. Verderop draait iemand muziek, een liedje dat me doet denken aan liefdesverdriet en heimwee. 

De actieve vulkaan recht tegenover mij beslaat met zijn brede en groene heuvelrug zo goed als volledig het eiland Pulau Gunung Api, slechts een korte oversteek per boot van mij vandaan. Als ik naar de vulkaan kijk, kijk ik over de restanten van het Nassau Fort. Rechts van mij, op zo’n honderd meter afstand, ligt het twee jaar jongere Fort Belgica uit 1611.

Ik ben zo ver weg van Nederland en toch is het land van de VOC en de zogenaamde Gouden Eeuw heel dichtbij. Het hotel Cilu Bintang Estate heeft zich zelfs laten inspireren door de stijl van oude koloniale huizen. Met brede veranda’s, veel teak- en mahoniehout, een toegangspoort met een statig VOC-logo van staal, een enorme hal met een marmeren vloer en overal oude landkaarten, tekeningen van nootmuskaat, kruidnagel en peper. Wie tempo doeloe zoekt, kan het hier vinden. “Wat zou die oude Guning Api daarvan vinden?” bedenk ik me. Hij heeft Jan Pieterszoon Coen van dichtbij meegemaakt, heeft alles gezien. En nu, bijna 400 jaar later, zijn de Nederlanders nog steeds niet verdwenen. Ze zijn vermomd als toeristen, soms zelfs als meisjes met dezelfde huidskleur als die van de inwoners van het eiland. Indische meisjes, zoals ik.

Het is heel vreemd om op een plek te zijn die paradijselijk aandoet - met haar helderblauwe water, groene palmbomen, tuinen vol vruchten en kleurrijke bloemen – en je dan te bedenken dat hier 400 jaar geleden in naam van de Nederlandse Republiek een massamoord heeft plaatsgevonden. Dit is de plek waar het allemaal begon; de glorietijden van de VOC, het monopolie op nootmuskaat, de kolonisatie van wat later Nederlands-Indië is gaan heten. Op de Banda-eilanden wonen geen oorspronkelijke inwoners meer. Iedereen is onder het bewind van Coen vermoord of verdreven en vervangen door slaven uit Java. Hun nazaten wonen hier nu, hoewel in 1999 velen daarvan – de meeste Christenen - zijn gevlucht naar Ambon en Seram. Het eiland is nu zo goed als volledig Islamitisch.

Als het anders was gelopen – als nootmuskaat, kruidnagel en peper nooit zoveel waard was geweest in de Middeleeuwen - had zoiets als Indisch zijn dan bestaan? Wellicht was de geschiedenis van Nederland wel nooit zo verweven geraakt met die van Indonesië als het niet om die kruiden te doen was geweest. Gouden vruchten; ze groeiden alléénn hier aan de bomen. Een geschenk of een vloek van de natuur?

400 jaar later en de nootmuskaatbomen bloeien hier nog steeds. Net als kruidnagel, kaneel, peper, gember, kurkuma, pandan, sereh, djerek purut, basilicum, zuurzak, jackfruit, durian, bananen, kokosnoten, tamarinde, nangka perak, amandelen en vanille. Het zijn allemaal producten waar we nauwelijks zonder kunnen, maar die op de wereldmarkt voor een greintje worden verkocht, voor prijzen die de inwoners van Banda niet in staat stellen om zoals ik de wereld over te reizen. Als zij de rijkdom van Nederland van dichtbij konden zien, de infrastructuur, de kanalen, de Amsterdamse grachten, gebouwd dankzij de opbrengsten van hún specerijen. Zouden ze dan nog steeds zo vriendelijk naar die lange Belanda’s lachen?

Ik ben nu voor de derde keer in Indonesië en steeds vaker vraag ik me af: Moet ik niet een keer iets terug doen voor dit land, het land waarvan het bloed letterlijk en figuurlijk door mijn aderen stroomt?

April 25, 2018 /Lara Nuberg
Indonesië, Reizen, Banda eilanden, Koloniale geschiedenis
Reisverhalen, Zestig dagen Indonesië
4 Comments

Lara Nuberg - 2023