Hét Indische verhaal bestaat niet
De laatste tijd denk ik vaak aan een op het eerste gezicht onschuldig en nietszeggend moment van twintig jaar geleden dat ik me gek genoeg nog altijd helder kan herinneren. Ik was een jaar of negen en ik stelde een vraag aan mijn oma, terwijl mijn blik door haar woonkamer gleed. ‘Wat betekent het dat wij Indisch zijn?’ Voordat ze iets terug kon zeggen, probeerde ik het antwoord te vinden in een landschapsschilderij van een gifgroene vulkaan boven de bank, in het vijftal teakhouten beelden dat in de wandkast stond, in de piano met daarop een stenen buste van Beethoven en de dikke wollen loper die gedrapeerd lag over de salontafel. De huiskamer sprak op dat moment niet terug, maar mijn oma glimlachte. ‘Het betekent dat je afstamt van mensen uit Indonesië en van mensen uit Nederland. Dat komt door de tijd dat Indonesië nog Nederlands-Indië was, toen zijn de Indische families ontstaan. Uit gemengde relaties.’ Ik knikte, alsof ik begreep waar ze het over had. ‘Wij zijn dus geen Indonesiërs,’ voegde ze er streng aan toe. ‘We hebben een andere cultuur, waar je trots op moet zijn. Mensen met gemengd bloed zijn sterke mensen!’
Jarenlang was dit mijn uitleg als anderen vroegen wat ik was. Indisch: Indonesië en Nederland, vermengt tot één volk met een eigen cultuur. ‘Sterke mensen,’ voegde ik er in gedachte aan toe, het beste uit twee werelden. Ik onthield het ook als andere kinderen mij uitlachten omdat ik een dons vachtje van zwarte haren op mijn bovenlip had. ‘Dat komt doordat je een mix bent,’ had mijn oma weleens gezegd. ‘Een teken dat je een sterke vrouw bent! Kijk maar, oma heeft ook een snor.’ Vervolgens gleed ze met haar vinger vanaf haar mondhoek naar het kuiltje tussen haar lippen en lachte. Het was om die woorden dat ik me niks van deze sporadische pesterijen aantrok. ‘Jullie sukkels,’ dacht ik. ‘Hebben jullie mijn oma weleens gezien? Dat is de sterkste vrouw van heel Nederland!’ Het Indische was dankzij haar iets makkelijks om uit te leggen. Het voelde als iets vanzelfsprekends, als iets waar je verder geen vragen over hoefde te stellen.
Pas toen ik achttien was en voor het eerst in Indonesië kwam, werd het Indische iets ingewikkelds. Om zoveel herkenning te vinden aan de andere kant van de wereld, was verwarrend en hartverwarmend tegelijkertijd. De geuren, smaken, kleuren en klanken van Indonesië verdrongen Nederland tot de achtergrond. Het Indisch-zijn in Indonesië kreeg een heel andere betekenis dan het Indisch-zijn in Nederland. Natuurlijk, dat gemengd-zijn klopte nog steeds, maar wat betekende dat echt? Wat was er in het verleden gebeurd dat Indonesië altijd zo ver weg had geleken, maar nu ik er eenmaal rondliep zo dichtbij voelde? Oma, wat betekent het dat wij Indisch zijn? Die vraag stel ik haar nog steeds, ook nu ze al lang geen antwoord meer kan geven.
De antwoorden die ik tegenwoordig krijg, zijn van alle boeken die ik hierover lees en de mensen die ik hierover interview. Het zijn antwoorden die maar op één manier tot een simpele zin kunnen worden samengevat: Het Indisch zijn betekent een smeltkroes van achtergronden en culturen, van een schat aan verhalen, aan een verscheidenheid die niet in één zin valt uit te leggen. Bovendien is het ene Indische familieverhaal het andere niet. Keuzes, afwegingen, de manier van je thuis voelen in Nederland, de band met Indonesië: elke familie heeft hierin een uniek verhaal. Van kazernekinderen tot kinderen van bestuursambtenaren; van militairen tot klerken; van witte Indische families, tot donkerbruine; van mensen die hier met hun hele familie naar toe kwamen tot mensen die de overtocht helemaal alleen moesten maken: iedereen heeft een ander verhaal met een ander oordeel over de loop van de geschiedenis. Dat klinkt logisch, maar is iets waar je makkelijk overheen kunt stappen - vooral als je het Indisch-zijn slechts koppelt aan wat jou vanuit je eigen familie en opvoeding verteld is.
Vanochtend las ik op Facebook een oproep om via een oral history project het echte Indische verhaal op te tekenen omdat de authentieke Indische identiteit volgens de initiatiefnemers onder druk staat vanwege geschiedvervalsing. Ik fronste mijn wenkbrauwen. Wat is in godsnaam Het Echte Indische Verhaal? Wat is een authentieke Indische identiteit als de groep mensen die in de jaren ’40 tot de jaren ’60 naar Nederland kwam alles behalve een homogene groep was? Wat is geschiedvervalsing als we het hebben over ervaringen? Kunnen we het Indische Verhaal wel samenvatten tot één ‘echt’ verhaal? Moeten we dat willen? Volgens mij doet zo’n streven helemaal geen recht aan de verscheidenheid aan perspectieven, ervaringen en (flexibele) vormen van identiteit.
Wat ik jammer vind is dat dit soort woordkeuzes voorbij gaan aan waar het juist om zou moeten gaan in Indisch Nederland; dat Het Echte Indische Verhaal niet bestaat, maar we uit moeten gaan van eenheid in verscheidenheid. En dat dat iets moois is, omdat alleen al die verscheidenheid de complexiteit van de geschiedenis kan laten zien.
Mijn omaatje had dus voor een deel gelijk; de basis van Indisch zijn is gemengd zijn. Maar wat dat voor iemand betekent, staat alles behalve vast. Laten we dat alsjeblieft zo houden en koesteren dat iedereen zijn eigen (Indische) identiteit op zijn of haar eigen manier mag omarmen. En laten we vooral ook niet vergeten om te luisteren naar elkaar, want in het verhaal van een ander kun je - wellicht - ook iets terugvinden van jezelf.