Een klein Indisch meisje. Zo voelde ik me na het zien van deze film.
Wat moet je als meisje van 28 schrijven over een film als Klanken van Oorsprong? Dat is de vraag die ik mezelf al een aantal dagen stel, sinds ik afgelopen vrijdag - met 37 graden buiten - neerstreek op een bioscoopstoeltje in de Balie in Amsterdam. Ik voel me jong, klein en onwetend na het zien van de film. Alsof alles wat ik de afgelopen jaren heb geleerd over de geschiedenis van Nederlands-Indië, Indonesië en de Indo in één klap zijn betekenis heeft verloren.
Want wat weet ik nu? Ik lees alles in boeken, luister geboeid naar verhalen, kijk films en reis door Indonesië. Ik kan dat allemaal doen en zoveel mogelijk informatie tot me nemen; één ding blijft onveranderlijk. Ik heb de jaren voor 1990 niet meegemaakt. Ik was er niet bij toen mijn overgrootvader in 1942 door de Jap werd opgepakt, toen mijn opa in 1946 als oorlogsvrijwilliger in Medan kwam, toen mijn oma in 1947 Indonesië voorgoed achter zich liet, toen de Tielman Brothers in de jaren ‘50 en ‘60 de poppodia veroverden en Anneke Grönloh in Indonesië optrad, maar van haar moeder Soekarno niet mocht ontmoeten.
Van dat alles heb ik niets meegemaakt en toch wil ik steeds over dit verleden schrijven. Kan ik dat niet beter overlaten aan de mensen die erbij waren? Hoe kun je een mening vormen over een tijd waar je zelf geen onderdeel van was?
Het is natuurlijk met een een reden dat Klanken van Oorsprong deze vragen bij me oproept. De film gaat over muziek, muziek als uitlaatklep tegen de achtergrond van het verliezen van een thuisland. Muziek met succes; muziek van mensen die m’n familie hadden kunnen zijn. De (voornamelijk) mannen die erbij waren vertellen hun verhalen in de film zoals alleen mensen die erbij waren het kunnen vertellen. In hun ogen schittert het verleden, de klanken van hun muziek, de wereldgeschiedenis waar wij nu op school nog steeds te weinig over leren. Hun verhalen maken de muziek nog beter en dat geldt ook andersom: de klanken van de steelgitaar, de tweestemmige melodieën van de Blue Diamonds, het acrobatische gitaarspel van de Tielman Brothers en de prachtige liedjes van Ernst Jansz en Boudewijn de Groot kleuren alles in wat niet met woorden gezegd kan worden.
Na afloop van de film kon ik de eerste paar minuten nauwelijks iets zeggen en vocht ik tegen de tranen. Doe eens niet zo overdreven, zei ik tegen mezelf. Je hebt dit niet eens zelf meegemaakt, je bent niet eens groot geworden met Indorock. Wat weet je er nou van?
En terwijl ik dit stukje schrijf, denk ik dat nog steeds. Waarom raakt deze film me zo? Ik kan niet eens met zekerheid zeggen dat m’n opa en oma naar Indorock luisterden als ik bij hen thuis was en toch voelen die klanken van oorsprong, ook als klanken van herkenning en herinnering.
Misschien ligt het antwoord in de titel van de film, in het woordje “oorsprong”. Als deze film niet alleen gaat over de oorsprong van Indorock en popmuziek in Nederland, maar daarmee vooral ook over de oorsprong van de indo, dan gaat deze film dus ook een beetje over mij. Over klanken van de basis, van ons Indische verhaal. Opdat we het niet vergeten.
Hetty Naaijkens-Retel Helmrich en Leonard Retel-Helmrich. Ik wil jullie bedanken voor dit belangrijke en mooie document.