Waarom ik juist wél Keti Koti herdenk en vier
Zojuist las ik de column van Ellen Deckwitz in NRC over hoe het vieren van Keti Koti in haar Indische familie tot onrust leidt. ‘In de Oost was de slavernij groter dan in de West,’ werd er in de familie-app gezegd. ‘Wij horen nergens bij, voor ons geen Keti Koti zolang er geen gelijke erkenning is.’
Laat me beginnen met te zeggen: wat een ongelofelijke vooruitgang dat er inmiddels in Indische families überhaupt over slavernij in voormalig Nederlands-Indië wordt gesproken! Zo’n ontwikkeling kun je alleen maar toejuichen en is uiteraard te danken aan het geweldige werk van mensen als Reggie Baay, Marion Bloem, Matthias van Rossum en Nancy Jouwe. Want inderdaad: het systeem van slavernij beperkte zich niet tot wat wij in Nederland lange tijd De West noemden - Suriname en de voormalig Nederlandse-Antillen. Ook in Zuidoost-Azië maakte de Republiek der Verenigde Nederlanden (onder de vlag van de VOC) op grote schaal gebruik van onvrije arbeid. Mensen werden geroofd, weggerukt uit hun woonomgeving, verscheept naar andere eilanden en ook daar ontdaan van hun identiteit.
Wat dat betreft leek slavernij in Zuidoost-Azië onder het handelsimperium van de VOC veel op de trans-atlantische slavenhandel, ware het niet dat de afstanden tussen de Indonesische eilanden wat kleiner waren dan de afstand tussen de westkust van Afrika en de Oostkust van Zuid-Amerika. De erfenis van slavernij is in Indonesië daardoor minder zichtbaar in het straatbeeld dan in Suriname. Van Afro-Surinamers is het tot op de dag van vandaag duidelijk hoe diegene in Suriname terecht is gekomen; in Indonesië valt de herkomst van een specifiek eiland niet altijd meer even goed te herkennen. Toch blijft de opzet van slavernij in beide gebieden hetzelfde: slavernij is ontmenselijking. Bovendien is het niet alleen het stelen van iemands fysieke kracht, het is bovenal een poging geweest tot het roven van mensen hun identiteit, hun wortels. Ik schrijf ‘een poging tot’, want dankzij verzet en veerkracht is dit lang niet altijd gelukt.
Hier ligt direct de pijn die ik voel bij het lezen van Ellens column. Want als er één ding is gebleken met het op de kaart zetten van Keti Koti, is het dat Afro-Surinamers er veel beter in zijn geslaagd hun kracht, hun veerkracht, hun verhaal te beschermen, dan Indo-Europeanen. Hoe dat komt, heeft met een heleboel factoren te maken. Dat zijn geen factoren die biologisch gezien bij een Indo-Europeaan of juist bij Afro-Surinamers horen - het zou puur racisme zijn dat zo te beschouwen - maar alles met kolonialisme en de erfenis daarvan. Juist het feit dat Indo-Europeanen nú pas over hun slavernijverleden praten, laat zien hoe geslaagd de koloniale missie in voormalig Nederlands-Indië is geweest; hoe de algemeen geaccepteerde norm waarbij witte mannen op grote schaal Indonesische vrouwen seksualiseerden, ‘in huis namen’, hen verkrachtte en hen hun kinderen lieten baren, bijdroeg aan het actief uitwissen van de Indonesische identiteit.
Het is pijnlijk om te zeggen, maar Indo-Europeanen zijn misschien wel het meest voor de koloniale verdeel-en-heers-strategie van de kolonisator ‘gevallen’ dan welke andere bevolkingsgroep dan ook. Het gaf privilege om te focussen op het Nederlanderschap en dat is dan ook wat er decennia lang in voormalig Nederland-Indië is gebeurd. Veel Indo-Europeanen leerden - geïndoctrineerd door de heersende normen en waarden - neer te kijken op hun eigen voorouders en later - eenmaal in Nederland - op andere minderheden. Dat is wat een koloniaal systeem met mensen kan doen. Dat is de erfenis waarin we vandaag de dag leven.
Als ik Ellens column lees, ontkom ik er niet aan ergens te voelen dat ook haar Indische familieleden zich weer laten verleiden tot de verdeel-en-heers-tactieken die de verhoudingen in de zogenaamde post-koloniale Nederlandse samenleving nog altijd bepalen. Geen Keti Koti vieren tot er gelijke erkenning is? Dus we ondersteunen onze Surinaamse broeders en zusters niet zolang niet ook slavernij in de Oost niet wordt herdacht?
Kom op, mensen! Laten we onze woede en energie richten op de macht. Op onze overheid, het koningshuis, Rutte, dat stelletje gekke Indo’s in de Tweede Kamer dat de meest xenofobe partijen van Nederland leidt. We raken onze ketenen pas écht kwijt als we ons losmaken van verdeel-en-heers tactieken en de post-koloniale diaspora solidair kan zijn met elkaar. Daarom vier ik morgen juist wél Keti Koti. Daarom promoot ik 1 juli als nationale vrije dag wél. Daarom wil ik morgen honderdduizenden, miljoenen mensen, Keti Koti vieringen zien bijwonen. Je daagt eurocentrisme niet uit door aan de zijlijn te blijven roepen dat je niet mee mag doen. Solidariteit. Daar komen we verder mee. Solidariteit maakt sterk. Alleen door solidair te zijn kunnen we een einde maken aan koloniale denkbeelden en structuren. Kortom: Pumps up, ook die van jullie, Indische ooms en tantes. En niet alleen morgen. Ook die andere 364 dagen van het jaar.