Deze woorden sprak ik op 16 augustus 2021 bij het Indië-Nederland monument op een herdenking en viering georganiseerd door Benjamin Caton. De andere sprekers waren Francisca Pattipilohy, Sarah Sahertian en stadsdeelbestuurder Flora Breemer. De krans werd gelegd door Francisca Pattipilohy, Edu Dumasy en mij. Op het lint van de krans staat: ‘Voor alle doden en hen die op welke manier dan ook nog pijn ervaren van de koloniale geschiedenis.’
Beste aanwezigen,
‘Emancipate yourself from mental slavery, non but ourselves can free our mind’, wie kent deze zinnen uit Bob Marley’s Redemption Song niet? Ik denk dat ze voor velen hier bekend zijn en ik twijfelde dan ook of ik met deze woorden mijn verhaal moest openen. Het is immers de angst van iedereen die schrijft om in clichés te vervallen of om woorden te herhalen die al zo vaak zijn herhaalt. En toch, ik ben zojuist met Bob Marley begonnen. Omdat zijn woorden nog altijd waar zijn, veertig jaar nadat Redemption Song uit kwam. Alleen jijzelf, kan je eigen geest en gedachtes bevrijden. Door nieuwsgierig te zijn, kritisch, door machtsstructuren te bevragen, door te leren van anderen, zonder alles wat er tegen je gezegd wordt klakkeloos over te nemen.
Ik zeg dat hier, op deze bijzondere herdenking, omdat juist dit initiatief vandaag een voorbeeld is van emancipatie. Een vorm van emancipatie van de vrije geest, een geest die afstand neemt van hokjes. Ik zal jullie vertellen waarom ik dat zo zie.
Ooit zat ik met mijn oma aan de eettafel en ik vroeg haar wat het betekent om Indisch te zijn. Het betekent dat je gemengd bent, zei ze. En dat onze familie uit Nederlands-Indië komt. Ze vertelde me verder niet zo veel over ons familieverleden en toch werden woorden als baboe, djongos, bersiap, jappen, jappenkamp en repatriatie onbewust onderdeel van mijn woordenschat. Ik leerde: Oma had een heel mooi leven in Nederlands-Indië, totdat alles werd verwoest door de Jap en later door de Indonesiers; boze pemoeda’s, die de straten onveilig maakten en iedere Indo-Europeaan of Nederlander aan een bamboestok wilden rijgen in ruil voor hun onafhankelijkheid. Ik leerde daarbij ook nog iets anders, namelijk dat wij, wij Indische Nederlanders, géén Indonesiers zijn. Dat die domme Belanda’s het verschil niet wisten was tot daar aan toe, maar ik Indisch meisje, moest het in m’n oren knopen als het feit dat je rijst eet met een lepel en niet met een vork: Indonesiers zijn anders dan wij. Wij zijn Europees en dus met een ander verleden en een andere mentaliteit.
Lang heb ik dit onderscheid zelf benadrukt, zonder precies te begrijpen waarom. En ik zeg lang, omdat het tot ongeveer mijn 26ste duurde voor ik begon te beseffen dat het constante onderscheid tussen Indo, Indonesiër, Ambonees, Molukker, Nederlander, constructen zijn die ooit in het leven zijn geroepen om hiërarchie te creëren. Om juist datgene wat wij nu in Artikel 1 zo belangrijk zeggen te vinden, namelijk gelijkheid, te verwerpen. In de koloniale tijd was je afkomst weten, het liefst bevestigd op een papiertje, van levensbelang. Het bepaalde niet alleen je kansen, het bepaalde ook hoe je je moest gedragen, hoe je moest denken. Daarbij gold: hoe Europeser, hoe beter. Hoe diep dat tot mensen doordrong, blijkt uit een verhaal dat meneer Ron Mertens, hier nu ook aanwezig, gisteren aan mij vertelde. Hij vertelde mij dat zijn Javaanse oma, zijn nichtje die een Hollandse vader had, meer zakgeld gaf dan hem. Zijn vader was immers een Indo-Europeaan en dus lager. Ik benoem dit om aan te tonen dat beelden van minderwaardigheid door mensen onbewust kunnen worden geïnternaliseerd, zelfs als je er zelf door onderdrukt wordt. Datzelfde geldt voor beelden over superioriteit. Je beter of slechter voelen dan een ander, komt vaak door wat er als kind aan je wordt verteld.
Lang dacht ik dus dat ik slechts toebehoorde aan één hokje. Een Indisch hokje. Een identiteit verbonden met een kolonie. Tot ik op een dag in de spiegel keek en dacht: de manier waarop ik eruit zie, de manier waarop m’n moeder eruit ziet, de manier waarop m’n oma eruit zag: als we gemengd zijn, waarom weet ik dan niets over de Indonesische mannen en vrouwen uit mijn familie? Waarom heb ik geleerd dat we gemengd zijn, maar niets over waar die gemengdheid vandaan komt? En als Nederlands-Indië zo’n paradijs was, waarom bevochten Indonesiers dan, soms zo hardhandig, hun vrijheid?
U bent hier vanavond naar deze dekoloniale herdenking gekomen, dus ik ga ervan uit dat u de geschiedenis al lang niet meer vanuit één perspectief belicht. Dat u het verhaal dat ik net schetste, van paradijs naar Japanse bezetting, naar bersiap en afscheid van Indië, niet meer als een volledig verhaal beschouwt. Want waarom ik nu in Nederland leef en Nederlands spreek, heeft geen onschuldige reden. Indo-Europeanen, maar ook Molukkers, werd geleerd de eigen afkomst te vergeten. In ruil voor een beter leven, in ruil voor een betere positie. Het doet pijn om te beseffen dat vele mannen en vrouwen die ook hebben bijgedragen aan mijn DNA, zo lang geen onderdeel mochten zijn van onze geschiedenis, van ons verhaal. Want juist die Europese indoctrinatie, creëerde afstand, in plaats van verbinding en solidariteit. Dat gebeurde bewust, om de koloniale status quo te beschermen. Het gevolg was dat onze verhalen als de zijtakken van een rivier uiteen kwamen te liggen om elkaar lange tijd niet meer te vinden.
Daarom ben ik dankbaar voor vanavond. Omdat ik op deze manier verschillende verhalen wél met elkaar kan verbinden. En dat mag best botsen. Ik mag pijn en verdriet voelen voor het feit dat mijn oma haar land verloor, dat haar wereld instortte met de komst van de Japanners en later door de Indonesische onafhankelijkheid. Ik mag haar angst voelen voor Indonesische strijders die het gemunt hadden op Indo-Europeanen en alles en iedereen dat geassocieerd werd met Nederlandse kolonialisme.
Tegelijkertijd mag ik ook vieren dat datzelfde Nederlandse koloniale systeem omver werd geworpen, op 17 augustus 1945. Ik erken de onafhankelijkheid van Indonesië op die datum, omdat de mensen die daarvoor streden óók mijn broeders en zusters zijn. Ik ontken niet dat er in de jaren 1945 - 1950 Indo’s zijn vermoord vanwege hun afkomst, net zo min dat ik ontken dat in diezelfde jaren en in al die jaren daarvoor door Nederlands kolonialisme honderdduizenden Indonesiers het leven lieten zodat onder ander mijn oma een mooi leven kon hebben. Een geschiedenis waar ik nu nog altijd de vruchten van pluk. Bovendien is het logisch dat hoe langer je mensen opsluit, hoe harder ze op een gegeven moment moeten vechten voor hun vrijheid. Vrijheid is een universeel recht. Het behoort niet slechts toe tot mensen met - als is het maar een druppeltje - Europees bloed.
Met dat in mijn gedachten sta ik vanavond hier en daarnaast met nog iets anders. Namelijk met de oproep om het verleden niet te vergeten, maar tegelijkertijd ook te erkennen dat het verleden slechts één van de factoren is die het nu en onze toekomst bepaalt. We hoeven structuren en hokjes niet over te nemen. Sterker nog: ik wil de wrok die mijn oma had naar Indonesië of naar Japanners niet erven. Ik wil niet zeggen: Ik ben een Indo, dat is een Indonesiër, dat is een Surinamer, dat een Marokkaan en daar dan een waardeoordeel over vellen.
Daarom ben ik trots dat, hoe toevallig dat ook is, mijn beste vriendin een Japanse moeder heeft en ik inmiddels in Indonesië vele vrienden heb. Wij overwinnen de geschiedenis en hetzelfde geldt voor de rest van mijn omgeving. Hoe verschillend onze achtergronden ook zijn, wij kijken niet neer op elkaar vanwege onze afkomst of huidskleur. Ik vind het vreselijk dat het ooit anders was en dat wil ik herdenken. Maar ik vier ook dat wij de toekomst zijn en dat wij niet alleen voelen, maar wéten door liefde dat wij wij gelijkwaardig zijn aan elkaar. Of je nou hier woont in Amsterdam, in Tokio of in Jakarta. Wij kunnen opstaan, samen, tegen ongelijkheid en een blok vormen. Verbind en heers in plaats van verdeel en heers. Dat besef is de grootste overwinning op zowel fascisme als kolonialisme.
We forward in this generation
Triumphantly, zong Bob Marley ook.
Laten we dat doen.
Bedankt.